Psyche
alle pijlers
Antidepressiva: bewezen effectief of placebo effect?
woensdag 28 november 2007 om 19:59
Beste forummers,
Tot voor kort had ik hier een post over mijn dilemma wel of geen pillen gebruiken in verband met mijn relatie.
Tooch besloten dus om AD te gebruiken......Alleen nu kriebelt het heel erg bij mij. Ik heb namelijk al erg veel gelezen dat de antidepressieve werking van medicatie puur is gebaseerd op het placebo effect. Heel simpel: als je maar in de werking gelooft werkt het medicijn. Terwijl het medicijn, de stoffen die erin zitten, zelf niet eens hoeft te werken.......Dus met neppillen kom je er ook wel....Daar komt het op neer. Houden we ons dus voor de gek door dit zogenaamde placebo effect? Kortom: zijn de stoffen in AD echt verantwoordelijk om ons beter te voelen of peppen we ons gewoon op omdat we 'denken' dat deze pillen er zijn om ons op te peppen? Ik vind het behoorlijk verwarrend....
Tot voor kort had ik hier een post over mijn dilemma wel of geen pillen gebruiken in verband met mijn relatie.
Tooch besloten dus om AD te gebruiken......Alleen nu kriebelt het heel erg bij mij. Ik heb namelijk al erg veel gelezen dat de antidepressieve werking van medicatie puur is gebaseerd op het placebo effect. Heel simpel: als je maar in de werking gelooft werkt het medicijn. Terwijl het medicijn, de stoffen die erin zitten, zelf niet eens hoeft te werken.......Dus met neppillen kom je er ook wel....Daar komt het op neer. Houden we ons dus voor de gek door dit zogenaamde placebo effect? Kortom: zijn de stoffen in AD echt verantwoordelijk om ons beter te voelen of peppen we ons gewoon op omdat we 'denken' dat deze pillen er zijn om ons op te peppen? Ik vind het behoorlijk verwarrend....
donderdag 6 december 2007 om 11:47
Demachaelis,
Je lijkt mij categorisch te negeren.
Wat is daar de reden voor??
Reageer nu eens op dat mooie onderzoek van die parachute.
En geef dan eens aan waarom dubbelblind gerandomieerd onderzoek zo belangrijk is, terwijl de uitkomst van dat onderzoek van die parachute niet overeenkomt met "de werkelijkheid"??.
Misschien moeten we een fundamentelere discussie voeren?
Wat is waarheid, wat is bewezen, wat is waarnemen, wat is interpreteren en wat is de werkelijkheid?
Wat is wetenschap en hoe evolueert die wetenschap.
Hoe stellig is wetenschap en hoe spreekt diezelfde wetenschap zichzelf tegen. (al dan niet door vernieuwde of nieuwe inzichten).
Toch maar dat schizofrenie onderzoek hier plaatsen.
Dat ondersteunt mijn hypothese dat "de wetenschap" zichzelf in de staart bijt.
Robert B. Whitaker
19 Rockingham St., Cambridge, MA 02139, Amerika
Tel.: +617-499-4354.
E-mail address: robert.b.whitaker@verizon.net (R. Whi-taker).
Website: http://www.whitakeronline.org/
Bob Whitaker is auteur van het welbekende boek "Mad in America : Valse Wetenschap, Valse Medicijnen en de voortdurende inhumane behandelingen van mensen met psychische problemen" (Perseus Publishing, 2002). Hij heeft meerdere belangrijke awards gewonnen waaronder de George Polk Award voor Medisch Schrijven, de 'National Association for Science Writers' Award voor beste Magazine artikel (gepubliceerd in Fortune). In 1988, was hij mede-auteur van een serie over psychiatrisch onderzoek voor de Boston Globe welke een finalist was in de Pulitzer Award voor publieke diensten. Voordat hij zijn boek "Mad in America" schreef, was hij mede-oprichter van een publiceer bedrijf genaamd CenterWatch, dat de ontwikkeling van psychiatrische medicatie dekte. Hij heeft tevens voordat hij zijn boek schreef als directeur gewerkt voor publicaties op Harvard Medical School en was medisch publicist/schrijver voor de Albany Times Union krant, in Albany New York, voor meerdere jaren.
Samenvatting
Hoewel het in ontwikkelde landen de norm is in de zorg om schizofreniepatiënten te blijven behandelen met neuroleptica, wordt deze praktijk niet ondersteund door het overzicht van 50 jaar onderzoek naar deze medicijnen Een kritische beoordeling onthult dat dit zorgmodel op langere termijn slechtere resultaten oplevert, althans globaal bezien, en dat met 40% of meer van alle schizofreniepatiënten beter zou gaan als ze een dergelijke behandeling niet kregen. Evidence based zorg zou selectief gebruik van antipsychotica vereisen op basis van twee principes: (a) geen onmiddellijke toediening van neuroleptica bij patiënten in de eerste fase; (b) iedere patiënt die met neuroleptica is gestabiliseerd zou de gelegenheid moeten krijgen om geleidelijk minder van deze middelen te gaan gebruiken. Met dit model zouden de herstelpercentages aanzienlijk stijgen en zou het percentage patiënten dat chronisch ziek wordt dalen.
Inleiding
Volgens de normen in de zorg voor schizofrenie is het nodig om patiënten onbepaalde tijd antpsychotische medicijnen te blijven voorschrijven. Het bewijs voor deze praktijk komt voort uit onderzoek waaruit blijkt dat de medicijnen doeltreffend zijn bij de behandeling van acute psychotische symptomen en bij het voorkomen van terugval [1,2]. Historici voeren ook aan dat door de introductie van neuroleptica in de jaren 50 de psychiatrische ziekenhuizen leger raakten en dat dit nader bewijs vormt voor de verdiensten van deze medicijnen [3]. Toch blijven de langetermijnresultaten voor schizofrenie mager en mogelijk niet beter dan 100 jaar geleden, toen watertherapieën en frisse lucht de gebruikelijke behandelmethoden waren [4-7].
Het onderzoeksoverzicht vertoont een duidelijke paradox. De werkzaamheid van neuroleptica lijkt vast te staan maar toch is er onvoldoende bewijs dat aantoont dat deze medicijnen het leven van patiënten op de lange termijn hebben verbeterd. Deze paradox heeft onlangs geleid tot een ongebruikelijk redactioneel artikel in Eur. Psychiatry, waarin de vraag werd gesteld: “Zijn wij, na vijftig jaar neuroleptische medicijnen, in staat om de volgende, eenvoudige vraag te beantwoorden: Zijn neuroleptica doeltreffend bij de behandeling van schizofrenie?” [8]. Een diepgaande beoordeling van de onderzoeksliteratuur levert een verrassend antwoord op. Een overmacht aan bewijs toont aan dat de huidige zorgstandaard – voortdurende medicatietherapie voor alle patiënten met deze diagnose – meer kwaad dan goed doet.
Hebben neuroleptica de-ïnstitutionalisatie mogelijk gemaakt?
De overtuiging dat de introductie van chloorpromazine, in de VS op de markt gebracht als Thorazine , staatsziekenhuizen zou kunnen leegmaken , komt voort uit onderzoek door Brill en Patton. In het begin van de jaren 60 rapporteerden zij dat het patiëntenaantal in psychiatrische staatsziekenhuizen in de VS afnam van 558.600 in 1955 tot 528.800 in 1961. Hoewel zij de ontslagcijfers voor patiënten die met medicijnen waren behandeld niet afzetten tegen de cijfers voor placebobehandelde patiënten, concludeerden zij niettemin dat neuroleptica een rol moesten hebben gespeeld bij de daling, aangezien deze samenviel met de introductie ervan. Het feit dat de twee feiten zich tegelijkertijd voordeden, werd als bewijs gezien [9,10].
Er waren echter onmiskenbare verwarrende factoren. Begin jaren 50 drong de the Council of State Governments (Raad voor staatsregeringen) in de VS er bij de federale regering op aan om de fiscale lasten voor de zorg van geesteszieken te delen en stelde voor “poliklinische ziekenhuizen uit te breiden en andere gemeenschapsmiddelen in te zetten om te zorgen voor mensen die hulp nodig hadden, maar niet voor ziekenhuisopname” [11,12]. Als onderdeel van deze agenda begonnen staten initiatieven op het gebied van de gemeenschapszorg te ontwikkelen, waarbij psychiatrische patiënten naar verpleeghuizen en beschermde woonvormen werden overgebracht. Het is goed mogelijk dat deze wijziging in sociaal beleid de oorzaak is geweest voor de lichte daling in de patiëntenaantallen die door Brill en Patton is waargenomen.
Bovendien was er een staat waar wél een vergelijking werd gemaakt tussen de ontslagcijfers voor schizofreniepatiënten die met en zonder medicijnen waren behandeld en de uitkomsten hiervan ondersteunen de historische aanspraak op neuroleptica niet. In een onderzoek onder 1435 mannelijke schizofreniepatiënten in de eerste fase die in 1956 en 1957 in Californische ziekenhuizen werden opgenomen, ontdekten onderzoekers dat “patiënten die met medicijnen werden behandeld gewoonlijk langere periodes in ziekenhuizen doorbrengen . . . bovendien hebben de ziekenhuizen waar een hoger percentage schizofreniepatiënten met deze medicijnen wordt behandeld meestal enigszins hogere rententiecijfers voor deze groep als geheel”. Kortom, de Californische onderzoekers stelden vast dat neuroleptica, in plaats van de terugkeer van patiënten in de maatschappij te bespoedigen, eerder een belemmering vormden voor herstel [13].
De werkelijke periode van deïnstitutionalisatie in de VS liep van 1963 tot eind jaren 70, de exodus van patiënten aangejaagd door sociaal en fiscaal beleid. In 1963 begon de federale regering enkele kosten voor de zorg van psychiatrische patiënten op zich te nemen en twee jaar later zorgde zorgverzekeringswetgeving voor ouderen en armen voor een toename van federale overheidsgelden voor de zorg voor psychiatrische patiënten, op voorwaarde dat zij niet in staatsziekenhuizen waren ondergebracht. Vanzelfsprekend reageerden staten hierop door ziekenhuispatiënten naar particuliere verpleeghuizen en opvangcentra te sturen. In 1972 werden door een wijziging in de Social Security act (de Wet op de sociale zekerheid) invaliditeitsuitkeringen aan psychiatrische patiënten toegestaan waardoor overplaatsing van patiënten in ziekenhuizen naar particuliere inrichtingen werd bespoedigd. Ten gevolge van deze wijzigingen in fiscaal beleid, daalde het aantal patiënten in psychiatrische staatsziekenhuizen in 15 jaar tijd van 504.600 tot 153.544 (1963-1978) [14].
Vaststelling van werkzaamheid: het NIMH pivot-onderzoek
Het onderzoek dat tegenwoordig nog steeds wordt aangehaald als het bewijs voor de werkzaamheid van neuroleptica bij de bedwinging van acute fasen van schizofrenie was een onderzoek van 344 patiënten in negen ziekenhuizen, uitgevoerd door het National Institute for Mental Health (Nationale Instituut voor Geestelijke Gezondheid, NIMH) begin jaren 60. Aan het eind van zes weken was 75% van de patiënten die met medicijnen werden behandeld "goed vooruitgegaan" of “zeer goed vooruitgegaan" in vergelijking tot 23% van de patiënten die placebo's toegediend kregen. De onderzoekers concludeerden dat neuroleptica niet langer slechts als “tranquillizers” maar als “antischizofrene” middelen beschouwd dienden te worden. Ogenschijnlijk was een wondermiddel gevonden voor deze verwoestende aandoening [1].
Drie jaar later deden de NIMH-onderzoekers echter verslag over de jaarresultaten van de patiënten. Tot hun grote verbazing ontdekten ze dat “patiënten die een placebobehandeling kregen minder kans liepen om opnieuw opgenomen te worden dan degenen die een van de drie actieve fenothiazines kregen” [15]. Door deze uitkomst ontstond een mogelijkheid die alles op losse schroeven zette: Terwijl de medicijnen op korte termijn doeltreffend waren, maakten ze mensen op de lange termijn wellicht biologisch gevoeliger voor psychose, wat de hogere percentages nieuwe ziekenhuisopnames aan het eind van een jaar verklaart.
De NIMH onderzoeken naar onthouding.
In het spoor van dat verontrustende rapport voerde de NIMH twee onderzoeken naar onthouding van medicatie uit. In elk van deze onderzoeken stegen terugvalpercentages in correlatie met de neuroleptische dosering vóór onthouding. In de twee onderzoeken kreeg slechts 7% van de patiënten aan wie placebo’s werden toegediend gedurende de volgende zes maanden een terugval. Drieëntwintig procent van de patiënten die minder dan 300 mg chloorpromazine per dag kregen kreeg een terugval na onthouding van medicijnen; dit percentage liep op tot 54% voor patiënten die 300-500 mg ontvingen en tot 65% voor patiënten die meer dan 500 mg kregen. De onderzoekers concludeerden: “Er bleek een significant verband te bestaan tussen de kans op terugval en de dosis van het kalmerende medicijn dat de patiënt ontving voordat hij een placebo kreeg – hoe hoger de dosis, hoe groter de kans op terugval” [16]. De resultaten suggereerden opnieuw dat neuroleptica leidden tot een verhoging van de biologische gevoeligheid voor psychose. Deze veronderstelling werd spoedig door andere rapporten versterkt. Zelfs als patiënten hun medicijnen trouw innamen trad vaak terugval op en onderzoekers rapporteerden in 1976 dat “terugval bij medicijntoediening ernstiger is dan wanneer geen medicijnen worden gegeven” [17]. Een retrospectief onderzoek door Bockhoven toonde eveneens aan dat patiënten chronisch ziek werden door medicijnen. Hij rapporteerde dat 45% van de patiënten die in 1947 in het Boston Psychopathic Hospital behandeld werden volgens een progressief zorgmodel de eerste vijf jaar na hun ontslag geen terugval hadden en dat aan het eind van die follow-up periode 76% met succes in de maatschappij fucntioneerde. Daarentegen bleef slechts 31% van de patiënten die in 1967 in een gemeentelijke zorginstelling met neuroleptica werden behandeld gedurende de daaropvolgende vijf jaar vrij van terug en als groep waren zij veel meer “sociaal afhankelijk” - van welzijnszorg en andere vormen van steun – dan de patiënten uit de cohort 1947 [18].
Behandeling met medicijnen versus experimentele vormen van zorg
Terwijl de discussie over de verdiensten van neuroleptica toenam, keerde de NIMH terug naar de vraag of pas opgenomen schizofreniepatiënten met succes behandeld konden worden zonder medicijnen. Gedurende de jaren 70 werden drie door de NIMH gefinancierde onderzoeken naar deze mogelijkheid uitgevoerd en in elk ervan ging het beter met pas opgenomen patiënten die zonder medicijnen werden behandeld dan met patiënten die op conventionele wijze werden behandeld.
In 1977 rapporteerde Carpenter dat slechts 35% van de patiënten zonder medicatie in zijn onderzoek binnen een jaar na ontslag een terugval kreeg, in vergelijking tot 45% van degenen die met neuroleptica waren behandeld. De patiënten zonder medicatie hadden ook minder last van depressie, afgestompte emoties en vertraagde bewegingen [20]. Een jaar later rapporteerden Rappaport et al. [21] dat in een onderzoek van 80 jonge mannelijke schizofreniepatiënten die in een staatsziekenhuis waren opgenomen slechts 27% van de patiënten die zonder neuroleptica werden behandeld in de drie jaren na ontslag een terugval kreeg, in vergelijking tot 62% van de groep die een medicijnbehandeling had gekregen. Het laatste onderzoek kwam van Mosher, hoofd schizofrenie-onderzoek in het NIMH. Eind 1979 rapporteerde hij dat patiënten die zonder neuroleptica werden behandeld in een experimenteel huis met niet-professioneel personeel over een periode van twee jaar lagere terugvalcijfers hadden dan een controlegroep die met medicijnen werd behandeld in een ziekenhuis. Evenals in andere onderzoeken rapporteerde Mosher dat patiënten die zonder medicijnen werden behandeld tevens de groep vormde die het best functioneerde [22,23].
De drie onderzoeken wezen allemaal naar dezelfde conclusie: Blootstelling aan neuroleptica verhoogde de incidentie van terugval op lange termijn. Carpenters groep defineerde het raadsel als volgt:
Het staat buiten kijf dat als patënten eenmaal medicijnen krijgen, ze minder gevoelig zijn voor terugval als toediening neuroleptica wordt voortgezet. Maar wat als deze patiënten aanvankelijk nooit met medicijnen zouden zouden zijn behandeld? . . Wij opperen de mogelijkheid dat antipsychotische medicijnen sommige schizofrene patiënten gevoeliger maken voor toekomstig terugval dan bij het natuurlijke verloop van de ziekte het geval zou zijn geweest [20].
Eind jaren 70 gaven twee artsen aan de McGill universiteit in Montreal, Guy Chouinard en Barry Jones, een biologische verklaring voor het waarom hiervan. De hersenen reageren op neuroleptica - die 70% à 90% van alle dopamine D2 receptoren in de hersenen blokkeren – alsof deze een pathologische beschadiging vormen. Ter compensatie verhogen dopamine hersencellen de concentratie van hun D2 receptoren met 30% of meer. De hersenen zijn nu “overgevoelig” voor dopamine en aangenomen wordt dat deze neurotransmitter psychose bewerkstelligt. De persoon heeft een grotere biologische gevoeligheid voor psychose gekregen en loopt een bijzonder hoog risico op een sterke terugval als hij of zij abrupt zou stoppen met de inname van de medicijnen. De twee Canadese onderzoekers concludeerden:
Neuroleptica kunnen een overgevoeligheid voor dopamine veroorzaken die zowel dyskinetische als psychotische symptomen tot gevolg heeft. Een implicatie is dat de neiging tot psychotische terugval in een patiënt die een dergelijke overgevoeligheid heeft ontwikkeld door meer factoren bepaald wordt dan het normale verloop van de ziekte alleen . . . de behoefte aan voortdurende neuroleptische behandeling kan op zelf door medicijnen geïnduceerd worden [24,25].
Gezamenlijk gaven de verschillende onderzoeken een fascinerend beeld van de manier waarop door neuroleptica de resultaten werden weggeleid van herstel. Bockhovens retrospectief en andere experimenten suggereerden alle dat met minimale of helemaal geen blootstelling aan neuroleptica ten minste 40% van de mensen die een psychotische crisis ondergingen en de diagnose schizofrenie kregen niet terugviel na ontslag uit het ziekenhuis en wel 65% op de lange termijn redelijk goed functioneerde. Echter, als patiënten in de eerste fase met neuroleptica werden behandeld, wachtte hen een ander lot. Hun hersenen ondergingen door medicijnen geïnduceerde veranderingen die hun biologische gevoeligheid voor psychose verhoogde waardoor de kans groter werd dat zijn chronisch ziek werden.
Onderzoeken door de Wereldgezond-heids organisatie
In 1969 begon de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een onderzoek ter vergelijking van resultaten voor schizofrenie in “ontwikkelde” landen met die in “onontwikkelde landen”. Opnieuw met verrassende resultaten. Bij de tweejaar en vijfjaar follow-ups ging het opvallend veel beter met patiënten in de drie arme landen - India, Nigeria en Columbia – dan in de VS en vier andere ontwikkelde landen. Ze hadden een grotere kans volledig te herstellen en goed in de maatschappij te functioneren – “deze patiënten werden gekenmerkt door een bijzonder goede score op het sociale vlak”, schreven de WHO-onderzoekers – en slechts een kleine minderheid was chronisch ziek geworden. Na vijf jaar waren 64% van de patiënten in de arme landen asymptomatisch en zij functioneerden goed. Daarentegen bevond zich slechts 18% van de patiënten in de rijke landen in de categorie met de beste resultaten. Het verschil in resultaten was zodanig dat de WHO-onderzoekers concludeerden dat leven in een ontwikkeld land een “belangrijke voorspeller” was dat een schizofrene patiënt nooit geheel zou herstellen [26].
Uiteraard werden psychiaters in de VS en andere rijke landen geprikkeld door deze bevindingen. Geconfronteerd met dergelijke sombere resultaten betoogden velen dat het WHO-onderzoek barsten vertoonde en dat een aantal patiënten in de arme landen niet schizofreen zou zijn geweest, maar ziek door een mildere vorm van psychose. Met die kritiek in gedachten, voerde de WHO een onderzoek uit waarin tweejarige resultaten in 10 landen werden vergeleken en dat zich concentreerde op schizofreniepatiënten in de eerste fase die allemaal volgens Westerse criteria waren gediagnosticeerd. De resultaten waren hetzelfde. “De bevindingen van een beter resultaat bij patiënten in ontwikkelingslanden werden bevestigd”, schreven de WHO-onderzoekers. In de arme landen had 63% van de schizofreniepatiënten goede resultaten. Slechts iets meer dan een derde werd chronisch ziek. In de rijke landen was de verhouding van goede en slechte resultaten precies het omgekeerde. Slechts 37% had goede resultaten en met de overige patiënten ging het niet zo goed [27].
De WHO-onderzoekers stelden geen oorzaak vast voor het grote verschil in resultaten. Zij merkten echter op dat er verschil bestond in de geleverde medische zorg. Dokters in de arme landen hielden hun patiënten over het algemeen niet op neuroleptica, terwijl dokters in de rijke landen dat wel deden. In de arme landen werd slechts bij 16% van de patiënten de toediening van neuroleptica voortgezet. In de ontwikkelde landen werden dergelijke medicijnen bij 61% van de patiënten voortgezet. Het onderzoeksrapport vertelde opnieuw hetzelfde verhaal. In de WHO-onderzoeken was er een correlatie tussen voortdurend medicijngebruik en slechte langetermijnresultaten
MRI onderzoeken
Terwijl de meeste onderzoekers MRI’s gebruikt hebben om mogelijke oorzaken van schizofrenie te onderzoeken, heeft een klein aantal deze technologie aangewend voor het onderzoek naar de effecten van neuroleptica op de hersenen. Deze onderzoekers kwamen tot de ontdekking dat de medicijnen atrofie van de hersenschors veroorzaken en een vergroting van de basale ganglia. [28-30]. Bovendien rapporteerden onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania in 1988 dat de door medicijnen geïnduceerde vergroting van de basale ganglia “verband houdt met een grotere heftigheid van zowel negatieve als positieve symptomen” [31]. Met andere woorden, ze ontdekten dat de veranderingen in de hersenen die door medicijnen werden veroorzaakt samenhingen met een verslechtering van precies die symptomen die de medicijnen zouden moeten verlichten.
Terugvalonderzoeken
Als eerder besproken is vastgesteld dat het bewijs voor de werkzaamheid van neuroleptica tweeledig is. Ten eerste werd in het NIMH-onderzoek in de 60er jaren geconcludeerd dat neuroleptica doeltreffender zijn bij de bedwinging van acute fasen van psychose. Ten tweede is aangetoond dat medicijnen terugval voorkomen. In 1995 maakte Gilbert een overzicht van 66 terugvalonderzoeken waarbij 4365 patiënten betrokken waren, en zij vatte het gemeenschappelijke bewijs aldus samen: Drieënvijftig procent van de patiënten die gestopt waren met neuroleptica kreeg binnen 10 maanden een terugval tegen 16% van hen die de medicijnen bleven gebruiken. “De werkzaamheid van deze medicijnen bij het verlagen van het risico op een psychotische terugval is goed gedocumenteerd,” schreef ze [2].
Op het eerste gezicht lijkt de conclusie in tegenspraak met het onderzoek dat aantoont dat de medicijnen patiënten chronisch ziek maken. Er is echter een antwoord op deze puzzel dat bovendien zeer onthullend is. Bij de onderzoeken door Rappaport, Mosher en Carpenter waren patiënten betrokken die bij de aanvang van het experiment geen neuroleptica gebruikten, maar daarna of met een placebo of met een neurolepticum behandeld werden. En in deze onderzoeken waren de terugvalcijfers lager voor de placebogroep. De 66 onderzoeken die door Gilbert waren bekeken daarentegen, waren onderzoeken medicijnonthouding. In de onderzoeken die zij analyseerde werden patiënten die met neuroleptica gestabiliseerd waren in twee cohorten verdeeld: De ene ging door met het innemen de medicijnen en de andere niet, en de onderzoeken kwamen tot de betrouwbare conclusie dat mensen die gestopt waren met neuroleptica een grotere kans liepen om opnieuw ziek te worden.
Zo suggereert de literatuur dat terugvalpercentages in drie groepen kunnen worden verdeeld: de laagste voor degenen die helemaal geen neuroleptica voorgeschreven hadden gekregen, hoger voor hen die de medicijnen voortdurend gebruiken en de hoogste voor hen die gestopt waren met de medicijnen. Toch is zelfs dat beeld misleidend.
Ten eerste werd het overgrote deel van de onderzoeken naar medicijnonthouding veeleer gehouden onder een selecte groep van “good responders” voor neuroleptica dan onder de totale patiëntenpopulatie. In werkelijkheid reageert tot wel 30% van de opgenomen patiënten niet op neuroleptica. Onder hen die dat wel doen en ontslagen zijn, heeft meer dan een derde binnen de eerste 12 maanden een terugval en moet opnieuw worden opgenomen, hoewel zij trouw hun medicijnen innemen. Bijgevolg reageert 50% van de mensen die een schizofrene fase doormaken op standaard neuroleptica en hebben ze een jaar geen terugval, maar de terugvalonderzoeken werden grotendeels gehouden onder deze groep van goede responders. In 1998 wees Hogarty erop hoe deze onderzoeksopzet leidde tot een verkeerde interpretatie van de werkelijke terugvalcijfers bij antipsychotica: “Een herwaardering van de literatuur suggereert een eenjarig, post-ziekenhuis terugvalpercentage van 40% bij medicijngebruik en aanzienlijk hoger percentage bij patiënten die in stressrijke omgevingen wonen, tegenover eerdere schattingen van 16%” [32].
Tegelijkertijd waren terugvalonderzoeken zodanig opgezet dat ze het risico van terugval bij groepen die gestopt waren met medicijnen overdreven. In een reactie op Gilbert analyseerde Baldessarini dezelfde 66 onderzoeken opnieuw, maar hij verdeelde de cohort waaraan medicijnen werden onthouden in “abrupte onthouding” en “geleidelijke onthouding”. Hij bepaalde dat het terugvalpercentage in de abrupte-onthouding groep drie keer zo hoog was dan in de geleidelijke-onthouding groep. Met andere woorden, de abrupte beëindiging vormde in grote mate de oorzaak van het bovenmatige terugvalrisico. In een nadere beschouwing van de terugvalliteratuur concludeerde Baldessarini inderdaad dat slechts een derde van de schizofreniepatiënten aan wie geleidelijk medicijnen werden onthouden binnen zes maanden een terugval kregen en dat degenen die de zes maanden gehaald hadden zonder opnieuw ziek te worden een goede kans hadden om voor onbepaalde tijd gezond te blijven. “Het latere risico op terugval was opvallend beperkt,” concludeerde hij [34].
De terugvalonderzoeken worden aangehaald ter ondersteuning van een zorgmodel waarbij de nadruk ligt op voortdurende behandeling met medicijnen voor schizofreniepatiënten. Maar bij nader onderzoek rijst een nieuw beeld op. Aangenomen wordt dat het werkelijke terugvalpercentage voor patiënten die neuroleptica blijven innemen op 40% ligt, terwijl het percentage voor patiënten aan wie de medicijnen geleidelijk werden onthouden 33% is. Dus, zodra de verkeerde onderzoeksopzet is geëlimineerd, verdwijnt het bewijs voor voortdurende medicatie. Tegelijkertijd komt het bewijs naar boven dat aantoont dat een meerderheid van de patiënten - twee derde in de onderzoeken over geleidelijke onthouding – redelijk goed functioneert zonder de medicijnen.
Meer kwaad dan goed
Hoewel deze beoordeling van neuroleptica verrassend lijkt, is het onderzoeksoverzicht eigenlijk heel consistent. Uit het pivot-onderzoek van het NIMH begin jaren ‘60 werd geconcludeerd dat op de lange termijn de patiënten die met medicijnen waren behandeld een hoger terugval percentage vertoonden. Bockhoven concludeerde in zijn retrospectieve onderzoek evenzo dat patiënten die met neuroleptica waren behandeld een grotere kans hadden om chronisch ziek te worden. De experimenten van Carpenter, Mosher en Rappaport vertoonden een hoger terugvalpercentage voor patiënten die met medicijnen werden behandeld en in 1979 formuleerden Canadese onderzoekers een biologische uitleg van de redenen hiervoor. De Wereldgezondheidsorganisatie rapporteerde hogere herstelpercentages in arme landen waar de medicijnen normaalgesproken niet voortgezet werden bij de patiënten. Ten slotte bevestigden de MRI-onderzoeken door onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania op dwingende wijze het probleem van door medicijnen geïnduceerde chroniciteit. De medicijnbehandeling veroorzaakte een pathologische verandering in de hersenen in samenhang met een verslechtering van de symptomen – dat is een overtuigend voorbeeld van oorzaak en gevolg.
Er is dus een overmacht aan bewijs dat aantoont dat standaard neuroleptica op de lange termijn de kans verhogen dat iemand chronisch ziek wordt. Deze uitkomst is vooral problematisch als men bedenkt dat de medicijnen ook een hele reeks vervelende bijwerkingen heeft, waaronder het neuroleptisch maligne syndroom, Parkinsonachtige symptomen en tardieve dyskinesie. Patiënten die standaard neuroleptica bleven gebruiken moeten zich ook zorgen maken over blindheid, fatale bloedstolsels, hitteaanvallen, opgezette borsten, lekken borsten, impotentie, obesitas, seksuele disfunctie, bloedstoornissen, pijnlijke huiduitslag, attaques, diabetes en vroegtijdig overlijden [35-40].
Als al deze factoren eenmaal in aanmerking worden genomen, kan moeilijk geconcludeerd worden dat standaard neuroleptica therapeutisch neutraal zijn. In plaats daarvan laat het onderzoekoverzicht zien welke schade wordt aangericht en het overzicht is consistent door de bijna 50 jaar van onderzoek heen [Zie “Tijdbalk naar Fiasco”in Appendix A]
Een beter model: selectief gebruik van neuroleptica
Deze geschiedenis bepleit op zijn minst dat het beste zorgmodel een selectief gebruik van neuroleptica zou inhouden. Het doel zou zijn het gebruik ervan te minimaliseren. Verschillende onderzoekers in Europa hebben programma's ontwikkeld die op dat doel zijn gebaseerd en in elk hiervan hebben zij goede resultaten gemeld. In Zwitserland heeft Ciompi een huis opgericht naar voorbeeld van Moshers Soteriaproject en in 1992 concludeerde hij dat patiënten in de eerste fase die zonder of met zeer lage doses medicijnen werden behandeld “beduidend betere resultaten lieten zien” dan patiënten die een traditionele behandeling hadden gekregen [41]. In Zweden rapporteerde Cullberg dat 55% van de patiënten in de eerste fase die in een experimenteel programma waren behandeld aan het eind van drie jaar met succes gestopt waren met neuroleptica en dat anderen extreem lage doses chloorpromazine voorgeschreven kregen. Bovendien brachten patiënten die op deze manier waren behandeld in de follow-up periode minder dagen in het ziekenhuis door dan traditioneel behandelde patiënten. [42,43]. Lehtinen en zijn collega’s in Finland hebben nu de vijfjaar-resultaten van een onderzoek waarin patiënten in de eerste fase gedurende de eerste drie weken zonder neuroleptica werden behandeld en daarna alleen medicijnbehandeling werd opgestart als dat “absoluut noodzakelijk” was. Aan het eind van vijf jaar was 37% van de experimentele groep nooit aan neuroleptica blootgesteld geweest en was 88% gedurende de follow-up periode van twee tot vijf jaar geen enkele keer opnieuw opgenomen [44,45].
Deze resultaten zijn veel beter dan enig resultaat dat in de VS werd bereikt met het volgen van het standaardmodel van voortdurend medicatie. In zijn meta-analyse van dergelijke experimentele onderzoeken concludeerde John Bola aan de universiteit van Southern California inderdaad dat de meeste daarvan “betere lange-termijnresultaten laten zien voor patiënten zonder medicatie” [23].
De atypische middelen: aanvang van een nieuw tijdperk?
Toegegeven, opgetekende slechte lange-termijnresultaten die hier zijn besproken werden veroorzaakt door standaard neuroleptica. De slechte resultaten zijn mogelijk ook een weergave van de gewoontes die in de VS tot het eind van de jaren 80 werden gehanteerd bij het voorschrijven van medicijnen, waarbij patiënten op hoge doseringen werden gezet. Het langetermijn onderzoeksoverzicht voor clozapine en andere atypische middelen als risperidon en olanzapine moet nog worden geschreven. De verwachting is dat de atypische antipsychotica het niet veel beter zal doen.
Er zijn redenen om sceptisch te zijn. Zoals nu algemeen wordt erkend werden de klinische onderzoeken van de atypische middelen met opzet bevooroordeeld ten opzichte van de oude en zodoende is er geen dwingend bewijs dat de nieuwe werkelijk beter zijn [46]. Terwijl de risico’s van tardieve dyskinesie verlaagd kunnen worden, brengen ze hun eigen serie van nieuwe problemen met zich mee zoals een verhoogd risico op obesitas, hyperglycemia, diabetes en pancreatitis [47-49]. Bij elkaar roepen deze bijwerkingen de bezorgdheid op dat atypische middelen regelmatig leiden tot één of andere aard van metabolische disfunctie en dat een langdurig gebruik ervan dus zal leiden tot vroege dood. Ook is aangetoond dat atypische middelen, net als de oude, een verhoging in D2-receptoren veroorzaken, waarvan veronderstelt dat dat het mechanisme is waardoor patiënten die medicijnen gebruiken een grotere biologische gevoeligheid voor psychose ontwikkelen [50].
Samenvatting
De geschiedenis van de geneeskunst is doordrenkt met voorbeelden van therapieën die gedurende bepaalde tijd gretig werden omhelsd en later als schadelijk werden afgedankt. Verondersteld wordt dat wetenschappelijk onderzoek naar het bewijs ons tegenwoordig voor dergelijke dwaasheden zal behoeden. En de wetenschap heeft in feite zelf onderzoeksgegevens verschaft die als richtsnoer kunnen dienen voor voorschrijfpraktijken. Het bewijs wijst consequent uit dat het blijven voorschrijven van antipsychotica aan alle schizofreniepatiënten slechte langetermijnresultaten oplevert en dat er een grote groep patiënten is – ten minste 40% van alle mensen met deze diagnose – met wie het beter zou gaan als zij nooit aan neuroleptica waren blootgesteld, of althans waren aangemoedigd tot geleidelijke onthouding van de medicijnen. (Het percentage patiënten dat de diagnose van schizoaffectieve stoornis kreeg of van een mildere vorm van psychose, en best zonder de medicijnen zou kunnen, ligt ongetwijfeld veel hoger).
Deze conclusie is trouwens niet nieuw. Bijna 25 jaar geleden publiceerde Jonathan Cole, een van de pioniers in de psychofarmacologie, een essay met de provocerende titel “Antipsychotische onderhoudstherapie: Is het middel erger dan de kwaal?” Nadat hij de onderzoeksgegevens had geanalyseerd concludeerde hij dat er een “poging gedaan zou moeten worden om bij elke patiënt de haalbaarheid vast te stellen om te stoppen met medicijnen” [17]. Het bewijs ondersteunde een zorgstandaard met een geleidelijke onthouding. Het onderzoeksoverzicht van neuroleptica sinds die periode – met name de WHO-onderzoeken en het MRI-onderzoek door onderzoekers aan de universiteit van Pennsylvania – bevestigt dat dit een wijs advies was.
Zo toont Hardings langetermijnonderzoek aan dat geleidelijke onthouding een belangrijke stap is op weg naar volledig herstel. Ze ontdekte dat een derde van de schizofreniepatiënten die in de jaren 50 op de achteraf zalen van een inrichting in Vermont verbleven dertig jaar later volledig hersteld waren en dat deze groep een kenmerk deelde: ze waren allemaal lang geleden gestopt met het innemen van neuroleptica [51]. Zij concludeerde dat het een “mythe” was dat patiënten hun hele leven medicijnen moesten innemen en dat er “in werkelijkheid misschien slechts een klein percentage voor onbepaalde tijd medicijnen nodig heeft” [52] .
Toch is er, ondanks al dit bewijs, binnen de psychiatrie tegenwoordig nauwelijks discussie over de adoptie van praktijken waarbij neuroleptica op selectieve wijze worden gebruikt en waardoor een geleidelijke onthouding in de zorgstandaard zou worden geïntegreerd. In plaats daarvan beweegt de psychiatrie zich in de tegenovergestelde richting en worden antipsychotica aan een steeds grotere patiëntenpopulatie voorgeschreven, waaronder degenen waarvan wordt gedacht dat zij zonder meer gevaar lopen schizofrenie te ontwikkelen. Hoewel deze uitbreiding van het gebruik van antipsychotica klaarblijkelijk financiële doelen dient, is het een behandelvorm die beslist velen kwaad zal doen.
Je lijkt mij categorisch te negeren.
Wat is daar de reden voor??
Reageer nu eens op dat mooie onderzoek van die parachute.
En geef dan eens aan waarom dubbelblind gerandomieerd onderzoek zo belangrijk is, terwijl de uitkomst van dat onderzoek van die parachute niet overeenkomt met "de werkelijkheid"??.
Misschien moeten we een fundamentelere discussie voeren?
Wat is waarheid, wat is bewezen, wat is waarnemen, wat is interpreteren en wat is de werkelijkheid?
Wat is wetenschap en hoe evolueert die wetenschap.
Hoe stellig is wetenschap en hoe spreekt diezelfde wetenschap zichzelf tegen. (al dan niet door vernieuwde of nieuwe inzichten).
Toch maar dat schizofrenie onderzoek hier plaatsen.
Dat ondersteunt mijn hypothese dat "de wetenschap" zichzelf in de staart bijt.
Robert B. Whitaker
19 Rockingham St., Cambridge, MA 02139, Amerika
Tel.: +617-499-4354.
E-mail address: robert.b.whitaker@verizon.net (R. Whi-taker).
Website: http://www.whitakeronline.org/
Bob Whitaker is auteur van het welbekende boek "Mad in America : Valse Wetenschap, Valse Medicijnen en de voortdurende inhumane behandelingen van mensen met psychische problemen" (Perseus Publishing, 2002). Hij heeft meerdere belangrijke awards gewonnen waaronder de George Polk Award voor Medisch Schrijven, de 'National Association for Science Writers' Award voor beste Magazine artikel (gepubliceerd in Fortune). In 1988, was hij mede-auteur van een serie over psychiatrisch onderzoek voor de Boston Globe welke een finalist was in de Pulitzer Award voor publieke diensten. Voordat hij zijn boek "Mad in America" schreef, was hij mede-oprichter van een publiceer bedrijf genaamd CenterWatch, dat de ontwikkeling van psychiatrische medicatie dekte. Hij heeft tevens voordat hij zijn boek schreef als directeur gewerkt voor publicaties op Harvard Medical School en was medisch publicist/schrijver voor de Albany Times Union krant, in Albany New York, voor meerdere jaren.
Samenvatting
Hoewel het in ontwikkelde landen de norm is in de zorg om schizofreniepatiënten te blijven behandelen met neuroleptica, wordt deze praktijk niet ondersteund door het overzicht van 50 jaar onderzoek naar deze medicijnen Een kritische beoordeling onthult dat dit zorgmodel op langere termijn slechtere resultaten oplevert, althans globaal bezien, en dat met 40% of meer van alle schizofreniepatiënten beter zou gaan als ze een dergelijke behandeling niet kregen. Evidence based zorg zou selectief gebruik van antipsychotica vereisen op basis van twee principes: (a) geen onmiddellijke toediening van neuroleptica bij patiënten in de eerste fase; (b) iedere patiënt die met neuroleptica is gestabiliseerd zou de gelegenheid moeten krijgen om geleidelijk minder van deze middelen te gaan gebruiken. Met dit model zouden de herstelpercentages aanzienlijk stijgen en zou het percentage patiënten dat chronisch ziek wordt dalen.
Inleiding
Volgens de normen in de zorg voor schizofrenie is het nodig om patiënten onbepaalde tijd antpsychotische medicijnen te blijven voorschrijven. Het bewijs voor deze praktijk komt voort uit onderzoek waaruit blijkt dat de medicijnen doeltreffend zijn bij de behandeling van acute psychotische symptomen en bij het voorkomen van terugval [1,2]. Historici voeren ook aan dat door de introductie van neuroleptica in de jaren 50 de psychiatrische ziekenhuizen leger raakten en dat dit nader bewijs vormt voor de verdiensten van deze medicijnen [3]. Toch blijven de langetermijnresultaten voor schizofrenie mager en mogelijk niet beter dan 100 jaar geleden, toen watertherapieën en frisse lucht de gebruikelijke behandelmethoden waren [4-7].
Het onderzoeksoverzicht vertoont een duidelijke paradox. De werkzaamheid van neuroleptica lijkt vast te staan maar toch is er onvoldoende bewijs dat aantoont dat deze medicijnen het leven van patiënten op de lange termijn hebben verbeterd. Deze paradox heeft onlangs geleid tot een ongebruikelijk redactioneel artikel in Eur. Psychiatry, waarin de vraag werd gesteld: “Zijn wij, na vijftig jaar neuroleptische medicijnen, in staat om de volgende, eenvoudige vraag te beantwoorden: Zijn neuroleptica doeltreffend bij de behandeling van schizofrenie?” [8]. Een diepgaande beoordeling van de onderzoeksliteratuur levert een verrassend antwoord op. Een overmacht aan bewijs toont aan dat de huidige zorgstandaard – voortdurende medicatietherapie voor alle patiënten met deze diagnose – meer kwaad dan goed doet.
Hebben neuroleptica de-ïnstitutionalisatie mogelijk gemaakt?
De overtuiging dat de introductie van chloorpromazine, in de VS op de markt gebracht als Thorazine , staatsziekenhuizen zou kunnen leegmaken , komt voort uit onderzoek door Brill en Patton. In het begin van de jaren 60 rapporteerden zij dat het patiëntenaantal in psychiatrische staatsziekenhuizen in de VS afnam van 558.600 in 1955 tot 528.800 in 1961. Hoewel zij de ontslagcijfers voor patiënten die met medicijnen waren behandeld niet afzetten tegen de cijfers voor placebobehandelde patiënten, concludeerden zij niettemin dat neuroleptica een rol moesten hebben gespeeld bij de daling, aangezien deze samenviel met de introductie ervan. Het feit dat de twee feiten zich tegelijkertijd voordeden, werd als bewijs gezien [9,10].
Er waren echter onmiskenbare verwarrende factoren. Begin jaren 50 drong de the Council of State Governments (Raad voor staatsregeringen) in de VS er bij de federale regering op aan om de fiscale lasten voor de zorg van geesteszieken te delen en stelde voor “poliklinische ziekenhuizen uit te breiden en andere gemeenschapsmiddelen in te zetten om te zorgen voor mensen die hulp nodig hadden, maar niet voor ziekenhuisopname” [11,12]. Als onderdeel van deze agenda begonnen staten initiatieven op het gebied van de gemeenschapszorg te ontwikkelen, waarbij psychiatrische patiënten naar verpleeghuizen en beschermde woonvormen werden overgebracht. Het is goed mogelijk dat deze wijziging in sociaal beleid de oorzaak is geweest voor de lichte daling in de patiëntenaantallen die door Brill en Patton is waargenomen.
Bovendien was er een staat waar wél een vergelijking werd gemaakt tussen de ontslagcijfers voor schizofreniepatiënten die met en zonder medicijnen waren behandeld en de uitkomsten hiervan ondersteunen de historische aanspraak op neuroleptica niet. In een onderzoek onder 1435 mannelijke schizofreniepatiënten in de eerste fase die in 1956 en 1957 in Californische ziekenhuizen werden opgenomen, ontdekten onderzoekers dat “patiënten die met medicijnen werden behandeld gewoonlijk langere periodes in ziekenhuizen doorbrengen . . . bovendien hebben de ziekenhuizen waar een hoger percentage schizofreniepatiënten met deze medicijnen wordt behandeld meestal enigszins hogere rententiecijfers voor deze groep als geheel”. Kortom, de Californische onderzoekers stelden vast dat neuroleptica, in plaats van de terugkeer van patiënten in de maatschappij te bespoedigen, eerder een belemmering vormden voor herstel [13].
De werkelijke periode van deïnstitutionalisatie in de VS liep van 1963 tot eind jaren 70, de exodus van patiënten aangejaagd door sociaal en fiscaal beleid. In 1963 begon de federale regering enkele kosten voor de zorg van psychiatrische patiënten op zich te nemen en twee jaar later zorgde zorgverzekeringswetgeving voor ouderen en armen voor een toename van federale overheidsgelden voor de zorg voor psychiatrische patiënten, op voorwaarde dat zij niet in staatsziekenhuizen waren ondergebracht. Vanzelfsprekend reageerden staten hierop door ziekenhuispatiënten naar particuliere verpleeghuizen en opvangcentra te sturen. In 1972 werden door een wijziging in de Social Security act (de Wet op de sociale zekerheid) invaliditeitsuitkeringen aan psychiatrische patiënten toegestaan waardoor overplaatsing van patiënten in ziekenhuizen naar particuliere inrichtingen werd bespoedigd. Ten gevolge van deze wijzigingen in fiscaal beleid, daalde het aantal patiënten in psychiatrische staatsziekenhuizen in 15 jaar tijd van 504.600 tot 153.544 (1963-1978) [14].
Vaststelling van werkzaamheid: het NIMH pivot-onderzoek
Het onderzoek dat tegenwoordig nog steeds wordt aangehaald als het bewijs voor de werkzaamheid van neuroleptica bij de bedwinging van acute fasen van schizofrenie was een onderzoek van 344 patiënten in negen ziekenhuizen, uitgevoerd door het National Institute for Mental Health (Nationale Instituut voor Geestelijke Gezondheid, NIMH) begin jaren 60. Aan het eind van zes weken was 75% van de patiënten die met medicijnen werden behandeld "goed vooruitgegaan" of “zeer goed vooruitgegaan" in vergelijking tot 23% van de patiënten die placebo's toegediend kregen. De onderzoekers concludeerden dat neuroleptica niet langer slechts als “tranquillizers” maar als “antischizofrene” middelen beschouwd dienden te worden. Ogenschijnlijk was een wondermiddel gevonden voor deze verwoestende aandoening [1].
Drie jaar later deden de NIMH-onderzoekers echter verslag over de jaarresultaten van de patiënten. Tot hun grote verbazing ontdekten ze dat “patiënten die een placebobehandeling kregen minder kans liepen om opnieuw opgenomen te worden dan degenen die een van de drie actieve fenothiazines kregen” [15]. Door deze uitkomst ontstond een mogelijkheid die alles op losse schroeven zette: Terwijl de medicijnen op korte termijn doeltreffend waren, maakten ze mensen op de lange termijn wellicht biologisch gevoeliger voor psychose, wat de hogere percentages nieuwe ziekenhuisopnames aan het eind van een jaar verklaart.
De NIMH onderzoeken naar onthouding.
In het spoor van dat verontrustende rapport voerde de NIMH twee onderzoeken naar onthouding van medicatie uit. In elk van deze onderzoeken stegen terugvalpercentages in correlatie met de neuroleptische dosering vóór onthouding. In de twee onderzoeken kreeg slechts 7% van de patiënten aan wie placebo’s werden toegediend gedurende de volgende zes maanden een terugval. Drieëntwintig procent van de patiënten die minder dan 300 mg chloorpromazine per dag kregen kreeg een terugval na onthouding van medicijnen; dit percentage liep op tot 54% voor patiënten die 300-500 mg ontvingen en tot 65% voor patiënten die meer dan 500 mg kregen. De onderzoekers concludeerden: “Er bleek een significant verband te bestaan tussen de kans op terugval en de dosis van het kalmerende medicijn dat de patiënt ontving voordat hij een placebo kreeg – hoe hoger de dosis, hoe groter de kans op terugval” [16]. De resultaten suggereerden opnieuw dat neuroleptica leidden tot een verhoging van de biologische gevoeligheid voor psychose. Deze veronderstelling werd spoedig door andere rapporten versterkt. Zelfs als patiënten hun medicijnen trouw innamen trad vaak terugval op en onderzoekers rapporteerden in 1976 dat “terugval bij medicijntoediening ernstiger is dan wanneer geen medicijnen worden gegeven” [17]. Een retrospectief onderzoek door Bockhoven toonde eveneens aan dat patiënten chronisch ziek werden door medicijnen. Hij rapporteerde dat 45% van de patiënten die in 1947 in het Boston Psychopathic Hospital behandeld werden volgens een progressief zorgmodel de eerste vijf jaar na hun ontslag geen terugval hadden en dat aan het eind van die follow-up periode 76% met succes in de maatschappij fucntioneerde. Daarentegen bleef slechts 31% van de patiënten die in 1967 in een gemeentelijke zorginstelling met neuroleptica werden behandeld gedurende de daaropvolgende vijf jaar vrij van terug en als groep waren zij veel meer “sociaal afhankelijk” - van welzijnszorg en andere vormen van steun – dan de patiënten uit de cohort 1947 [18].
Behandeling met medicijnen versus experimentele vormen van zorg
Terwijl de discussie over de verdiensten van neuroleptica toenam, keerde de NIMH terug naar de vraag of pas opgenomen schizofreniepatiënten met succes behandeld konden worden zonder medicijnen. Gedurende de jaren 70 werden drie door de NIMH gefinancierde onderzoeken naar deze mogelijkheid uitgevoerd en in elk ervan ging het beter met pas opgenomen patiënten die zonder medicijnen werden behandeld dan met patiënten die op conventionele wijze werden behandeld.
In 1977 rapporteerde Carpenter dat slechts 35% van de patiënten zonder medicatie in zijn onderzoek binnen een jaar na ontslag een terugval kreeg, in vergelijking tot 45% van degenen die met neuroleptica waren behandeld. De patiënten zonder medicatie hadden ook minder last van depressie, afgestompte emoties en vertraagde bewegingen [20]. Een jaar later rapporteerden Rappaport et al. [21] dat in een onderzoek van 80 jonge mannelijke schizofreniepatiënten die in een staatsziekenhuis waren opgenomen slechts 27% van de patiënten die zonder neuroleptica werden behandeld in de drie jaren na ontslag een terugval kreeg, in vergelijking tot 62% van de groep die een medicijnbehandeling had gekregen. Het laatste onderzoek kwam van Mosher, hoofd schizofrenie-onderzoek in het NIMH. Eind 1979 rapporteerde hij dat patiënten die zonder neuroleptica werden behandeld in een experimenteel huis met niet-professioneel personeel over een periode van twee jaar lagere terugvalcijfers hadden dan een controlegroep die met medicijnen werd behandeld in een ziekenhuis. Evenals in andere onderzoeken rapporteerde Mosher dat patiënten die zonder medicijnen werden behandeld tevens de groep vormde die het best functioneerde [22,23].
De drie onderzoeken wezen allemaal naar dezelfde conclusie: Blootstelling aan neuroleptica verhoogde de incidentie van terugval op lange termijn. Carpenters groep defineerde het raadsel als volgt:
Het staat buiten kijf dat als patënten eenmaal medicijnen krijgen, ze minder gevoelig zijn voor terugval als toediening neuroleptica wordt voortgezet. Maar wat als deze patiënten aanvankelijk nooit met medicijnen zouden zouden zijn behandeld? . . Wij opperen de mogelijkheid dat antipsychotische medicijnen sommige schizofrene patiënten gevoeliger maken voor toekomstig terugval dan bij het natuurlijke verloop van de ziekte het geval zou zijn geweest [20].
Eind jaren 70 gaven twee artsen aan de McGill universiteit in Montreal, Guy Chouinard en Barry Jones, een biologische verklaring voor het waarom hiervan. De hersenen reageren op neuroleptica - die 70% à 90% van alle dopamine D2 receptoren in de hersenen blokkeren – alsof deze een pathologische beschadiging vormen. Ter compensatie verhogen dopamine hersencellen de concentratie van hun D2 receptoren met 30% of meer. De hersenen zijn nu “overgevoelig” voor dopamine en aangenomen wordt dat deze neurotransmitter psychose bewerkstelligt. De persoon heeft een grotere biologische gevoeligheid voor psychose gekregen en loopt een bijzonder hoog risico op een sterke terugval als hij of zij abrupt zou stoppen met de inname van de medicijnen. De twee Canadese onderzoekers concludeerden:
Neuroleptica kunnen een overgevoeligheid voor dopamine veroorzaken die zowel dyskinetische als psychotische symptomen tot gevolg heeft. Een implicatie is dat de neiging tot psychotische terugval in een patiënt die een dergelijke overgevoeligheid heeft ontwikkeld door meer factoren bepaald wordt dan het normale verloop van de ziekte alleen . . . de behoefte aan voortdurende neuroleptische behandeling kan op zelf door medicijnen geïnduceerd worden [24,25].
Gezamenlijk gaven de verschillende onderzoeken een fascinerend beeld van de manier waarop door neuroleptica de resultaten werden weggeleid van herstel. Bockhovens retrospectief en andere experimenten suggereerden alle dat met minimale of helemaal geen blootstelling aan neuroleptica ten minste 40% van de mensen die een psychotische crisis ondergingen en de diagnose schizofrenie kregen niet terugviel na ontslag uit het ziekenhuis en wel 65% op de lange termijn redelijk goed functioneerde. Echter, als patiënten in de eerste fase met neuroleptica werden behandeld, wachtte hen een ander lot. Hun hersenen ondergingen door medicijnen geïnduceerde veranderingen die hun biologische gevoeligheid voor psychose verhoogde waardoor de kans groter werd dat zijn chronisch ziek werden.
Onderzoeken door de Wereldgezond-heids organisatie
In 1969 begon de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een onderzoek ter vergelijking van resultaten voor schizofrenie in “ontwikkelde” landen met die in “onontwikkelde landen”. Opnieuw met verrassende resultaten. Bij de tweejaar en vijfjaar follow-ups ging het opvallend veel beter met patiënten in de drie arme landen - India, Nigeria en Columbia – dan in de VS en vier andere ontwikkelde landen. Ze hadden een grotere kans volledig te herstellen en goed in de maatschappij te functioneren – “deze patiënten werden gekenmerkt door een bijzonder goede score op het sociale vlak”, schreven de WHO-onderzoekers – en slechts een kleine minderheid was chronisch ziek geworden. Na vijf jaar waren 64% van de patiënten in de arme landen asymptomatisch en zij functioneerden goed. Daarentegen bevond zich slechts 18% van de patiënten in de rijke landen in de categorie met de beste resultaten. Het verschil in resultaten was zodanig dat de WHO-onderzoekers concludeerden dat leven in een ontwikkeld land een “belangrijke voorspeller” was dat een schizofrene patiënt nooit geheel zou herstellen [26].
Uiteraard werden psychiaters in de VS en andere rijke landen geprikkeld door deze bevindingen. Geconfronteerd met dergelijke sombere resultaten betoogden velen dat het WHO-onderzoek barsten vertoonde en dat een aantal patiënten in de arme landen niet schizofreen zou zijn geweest, maar ziek door een mildere vorm van psychose. Met die kritiek in gedachten, voerde de WHO een onderzoek uit waarin tweejarige resultaten in 10 landen werden vergeleken en dat zich concentreerde op schizofreniepatiënten in de eerste fase die allemaal volgens Westerse criteria waren gediagnosticeerd. De resultaten waren hetzelfde. “De bevindingen van een beter resultaat bij patiënten in ontwikkelingslanden werden bevestigd”, schreven de WHO-onderzoekers. In de arme landen had 63% van de schizofreniepatiënten goede resultaten. Slechts iets meer dan een derde werd chronisch ziek. In de rijke landen was de verhouding van goede en slechte resultaten precies het omgekeerde. Slechts 37% had goede resultaten en met de overige patiënten ging het niet zo goed [27].
De WHO-onderzoekers stelden geen oorzaak vast voor het grote verschil in resultaten. Zij merkten echter op dat er verschil bestond in de geleverde medische zorg. Dokters in de arme landen hielden hun patiënten over het algemeen niet op neuroleptica, terwijl dokters in de rijke landen dat wel deden. In de arme landen werd slechts bij 16% van de patiënten de toediening van neuroleptica voortgezet. In de ontwikkelde landen werden dergelijke medicijnen bij 61% van de patiënten voortgezet. Het onderzoeksrapport vertelde opnieuw hetzelfde verhaal. In de WHO-onderzoeken was er een correlatie tussen voortdurend medicijngebruik en slechte langetermijnresultaten
MRI onderzoeken
Terwijl de meeste onderzoekers MRI’s gebruikt hebben om mogelijke oorzaken van schizofrenie te onderzoeken, heeft een klein aantal deze technologie aangewend voor het onderzoek naar de effecten van neuroleptica op de hersenen. Deze onderzoekers kwamen tot de ontdekking dat de medicijnen atrofie van de hersenschors veroorzaken en een vergroting van de basale ganglia. [28-30]. Bovendien rapporteerden onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania in 1988 dat de door medicijnen geïnduceerde vergroting van de basale ganglia “verband houdt met een grotere heftigheid van zowel negatieve als positieve symptomen” [31]. Met andere woorden, ze ontdekten dat de veranderingen in de hersenen die door medicijnen werden veroorzaakt samenhingen met een verslechtering van precies die symptomen die de medicijnen zouden moeten verlichten.
Terugvalonderzoeken
Als eerder besproken is vastgesteld dat het bewijs voor de werkzaamheid van neuroleptica tweeledig is. Ten eerste werd in het NIMH-onderzoek in de 60er jaren geconcludeerd dat neuroleptica doeltreffender zijn bij de bedwinging van acute fasen van psychose. Ten tweede is aangetoond dat medicijnen terugval voorkomen. In 1995 maakte Gilbert een overzicht van 66 terugvalonderzoeken waarbij 4365 patiënten betrokken waren, en zij vatte het gemeenschappelijke bewijs aldus samen: Drieënvijftig procent van de patiënten die gestopt waren met neuroleptica kreeg binnen 10 maanden een terugval tegen 16% van hen die de medicijnen bleven gebruiken. “De werkzaamheid van deze medicijnen bij het verlagen van het risico op een psychotische terugval is goed gedocumenteerd,” schreef ze [2].
Op het eerste gezicht lijkt de conclusie in tegenspraak met het onderzoek dat aantoont dat de medicijnen patiënten chronisch ziek maken. Er is echter een antwoord op deze puzzel dat bovendien zeer onthullend is. Bij de onderzoeken door Rappaport, Mosher en Carpenter waren patiënten betrokken die bij de aanvang van het experiment geen neuroleptica gebruikten, maar daarna of met een placebo of met een neurolepticum behandeld werden. En in deze onderzoeken waren de terugvalcijfers lager voor de placebogroep. De 66 onderzoeken die door Gilbert waren bekeken daarentegen, waren onderzoeken medicijnonthouding. In de onderzoeken die zij analyseerde werden patiënten die met neuroleptica gestabiliseerd waren in twee cohorten verdeeld: De ene ging door met het innemen de medicijnen en de andere niet, en de onderzoeken kwamen tot de betrouwbare conclusie dat mensen die gestopt waren met neuroleptica een grotere kans liepen om opnieuw ziek te worden.
Zo suggereert de literatuur dat terugvalpercentages in drie groepen kunnen worden verdeeld: de laagste voor degenen die helemaal geen neuroleptica voorgeschreven hadden gekregen, hoger voor hen die de medicijnen voortdurend gebruiken en de hoogste voor hen die gestopt waren met de medicijnen. Toch is zelfs dat beeld misleidend.
Ten eerste werd het overgrote deel van de onderzoeken naar medicijnonthouding veeleer gehouden onder een selecte groep van “good responders” voor neuroleptica dan onder de totale patiëntenpopulatie. In werkelijkheid reageert tot wel 30% van de opgenomen patiënten niet op neuroleptica. Onder hen die dat wel doen en ontslagen zijn, heeft meer dan een derde binnen de eerste 12 maanden een terugval en moet opnieuw worden opgenomen, hoewel zij trouw hun medicijnen innemen. Bijgevolg reageert 50% van de mensen die een schizofrene fase doormaken op standaard neuroleptica en hebben ze een jaar geen terugval, maar de terugvalonderzoeken werden grotendeels gehouden onder deze groep van goede responders. In 1998 wees Hogarty erop hoe deze onderzoeksopzet leidde tot een verkeerde interpretatie van de werkelijke terugvalcijfers bij antipsychotica: “Een herwaardering van de literatuur suggereert een eenjarig, post-ziekenhuis terugvalpercentage van 40% bij medicijngebruik en aanzienlijk hoger percentage bij patiënten die in stressrijke omgevingen wonen, tegenover eerdere schattingen van 16%” [32].
Tegelijkertijd waren terugvalonderzoeken zodanig opgezet dat ze het risico van terugval bij groepen die gestopt waren met medicijnen overdreven. In een reactie op Gilbert analyseerde Baldessarini dezelfde 66 onderzoeken opnieuw, maar hij verdeelde de cohort waaraan medicijnen werden onthouden in “abrupte onthouding” en “geleidelijke onthouding”. Hij bepaalde dat het terugvalpercentage in de abrupte-onthouding groep drie keer zo hoog was dan in de geleidelijke-onthouding groep. Met andere woorden, de abrupte beëindiging vormde in grote mate de oorzaak van het bovenmatige terugvalrisico. In een nadere beschouwing van de terugvalliteratuur concludeerde Baldessarini inderdaad dat slechts een derde van de schizofreniepatiënten aan wie geleidelijk medicijnen werden onthouden binnen zes maanden een terugval kregen en dat degenen die de zes maanden gehaald hadden zonder opnieuw ziek te worden een goede kans hadden om voor onbepaalde tijd gezond te blijven. “Het latere risico op terugval was opvallend beperkt,” concludeerde hij [34].
De terugvalonderzoeken worden aangehaald ter ondersteuning van een zorgmodel waarbij de nadruk ligt op voortdurende behandeling met medicijnen voor schizofreniepatiënten. Maar bij nader onderzoek rijst een nieuw beeld op. Aangenomen wordt dat het werkelijke terugvalpercentage voor patiënten die neuroleptica blijven innemen op 40% ligt, terwijl het percentage voor patiënten aan wie de medicijnen geleidelijk werden onthouden 33% is. Dus, zodra de verkeerde onderzoeksopzet is geëlimineerd, verdwijnt het bewijs voor voortdurende medicatie. Tegelijkertijd komt het bewijs naar boven dat aantoont dat een meerderheid van de patiënten - twee derde in de onderzoeken over geleidelijke onthouding – redelijk goed functioneert zonder de medicijnen.
Meer kwaad dan goed
Hoewel deze beoordeling van neuroleptica verrassend lijkt, is het onderzoeksoverzicht eigenlijk heel consistent. Uit het pivot-onderzoek van het NIMH begin jaren ‘60 werd geconcludeerd dat op de lange termijn de patiënten die met medicijnen waren behandeld een hoger terugval percentage vertoonden. Bockhoven concludeerde in zijn retrospectieve onderzoek evenzo dat patiënten die met neuroleptica waren behandeld een grotere kans hadden om chronisch ziek te worden. De experimenten van Carpenter, Mosher en Rappaport vertoonden een hoger terugvalpercentage voor patiënten die met medicijnen werden behandeld en in 1979 formuleerden Canadese onderzoekers een biologische uitleg van de redenen hiervoor. De Wereldgezondheidsorganisatie rapporteerde hogere herstelpercentages in arme landen waar de medicijnen normaalgesproken niet voortgezet werden bij de patiënten. Ten slotte bevestigden de MRI-onderzoeken door onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania op dwingende wijze het probleem van door medicijnen geïnduceerde chroniciteit. De medicijnbehandeling veroorzaakte een pathologische verandering in de hersenen in samenhang met een verslechtering van de symptomen – dat is een overtuigend voorbeeld van oorzaak en gevolg.
Er is dus een overmacht aan bewijs dat aantoont dat standaard neuroleptica op de lange termijn de kans verhogen dat iemand chronisch ziek wordt. Deze uitkomst is vooral problematisch als men bedenkt dat de medicijnen ook een hele reeks vervelende bijwerkingen heeft, waaronder het neuroleptisch maligne syndroom, Parkinsonachtige symptomen en tardieve dyskinesie. Patiënten die standaard neuroleptica bleven gebruiken moeten zich ook zorgen maken over blindheid, fatale bloedstolsels, hitteaanvallen, opgezette borsten, lekken borsten, impotentie, obesitas, seksuele disfunctie, bloedstoornissen, pijnlijke huiduitslag, attaques, diabetes en vroegtijdig overlijden [35-40].
Als al deze factoren eenmaal in aanmerking worden genomen, kan moeilijk geconcludeerd worden dat standaard neuroleptica therapeutisch neutraal zijn. In plaats daarvan laat het onderzoekoverzicht zien welke schade wordt aangericht en het overzicht is consistent door de bijna 50 jaar van onderzoek heen [Zie “Tijdbalk naar Fiasco”in Appendix A]
Een beter model: selectief gebruik van neuroleptica
Deze geschiedenis bepleit op zijn minst dat het beste zorgmodel een selectief gebruik van neuroleptica zou inhouden. Het doel zou zijn het gebruik ervan te minimaliseren. Verschillende onderzoekers in Europa hebben programma's ontwikkeld die op dat doel zijn gebaseerd en in elk hiervan hebben zij goede resultaten gemeld. In Zwitserland heeft Ciompi een huis opgericht naar voorbeeld van Moshers Soteriaproject en in 1992 concludeerde hij dat patiënten in de eerste fase die zonder of met zeer lage doses medicijnen werden behandeld “beduidend betere resultaten lieten zien” dan patiënten die een traditionele behandeling hadden gekregen [41]. In Zweden rapporteerde Cullberg dat 55% van de patiënten in de eerste fase die in een experimenteel programma waren behandeld aan het eind van drie jaar met succes gestopt waren met neuroleptica en dat anderen extreem lage doses chloorpromazine voorgeschreven kregen. Bovendien brachten patiënten die op deze manier waren behandeld in de follow-up periode minder dagen in het ziekenhuis door dan traditioneel behandelde patiënten. [42,43]. Lehtinen en zijn collega’s in Finland hebben nu de vijfjaar-resultaten van een onderzoek waarin patiënten in de eerste fase gedurende de eerste drie weken zonder neuroleptica werden behandeld en daarna alleen medicijnbehandeling werd opgestart als dat “absoluut noodzakelijk” was. Aan het eind van vijf jaar was 37% van de experimentele groep nooit aan neuroleptica blootgesteld geweest en was 88% gedurende de follow-up periode van twee tot vijf jaar geen enkele keer opnieuw opgenomen [44,45].
Deze resultaten zijn veel beter dan enig resultaat dat in de VS werd bereikt met het volgen van het standaardmodel van voortdurend medicatie. In zijn meta-analyse van dergelijke experimentele onderzoeken concludeerde John Bola aan de universiteit van Southern California inderdaad dat de meeste daarvan “betere lange-termijnresultaten laten zien voor patiënten zonder medicatie” [23].
De atypische middelen: aanvang van een nieuw tijdperk?
Toegegeven, opgetekende slechte lange-termijnresultaten die hier zijn besproken werden veroorzaakt door standaard neuroleptica. De slechte resultaten zijn mogelijk ook een weergave van de gewoontes die in de VS tot het eind van de jaren 80 werden gehanteerd bij het voorschrijven van medicijnen, waarbij patiënten op hoge doseringen werden gezet. Het langetermijn onderzoeksoverzicht voor clozapine en andere atypische middelen als risperidon en olanzapine moet nog worden geschreven. De verwachting is dat de atypische antipsychotica het niet veel beter zal doen.
Er zijn redenen om sceptisch te zijn. Zoals nu algemeen wordt erkend werden de klinische onderzoeken van de atypische middelen met opzet bevooroordeeld ten opzichte van de oude en zodoende is er geen dwingend bewijs dat de nieuwe werkelijk beter zijn [46]. Terwijl de risico’s van tardieve dyskinesie verlaagd kunnen worden, brengen ze hun eigen serie van nieuwe problemen met zich mee zoals een verhoogd risico op obesitas, hyperglycemia, diabetes en pancreatitis [47-49]. Bij elkaar roepen deze bijwerkingen de bezorgdheid op dat atypische middelen regelmatig leiden tot één of andere aard van metabolische disfunctie en dat een langdurig gebruik ervan dus zal leiden tot vroege dood. Ook is aangetoond dat atypische middelen, net als de oude, een verhoging in D2-receptoren veroorzaken, waarvan veronderstelt dat dat het mechanisme is waardoor patiënten die medicijnen gebruiken een grotere biologische gevoeligheid voor psychose ontwikkelen [50].
Samenvatting
De geschiedenis van de geneeskunst is doordrenkt met voorbeelden van therapieën die gedurende bepaalde tijd gretig werden omhelsd en later als schadelijk werden afgedankt. Verondersteld wordt dat wetenschappelijk onderzoek naar het bewijs ons tegenwoordig voor dergelijke dwaasheden zal behoeden. En de wetenschap heeft in feite zelf onderzoeksgegevens verschaft die als richtsnoer kunnen dienen voor voorschrijfpraktijken. Het bewijs wijst consequent uit dat het blijven voorschrijven van antipsychotica aan alle schizofreniepatiënten slechte langetermijnresultaten oplevert en dat er een grote groep patiënten is – ten minste 40% van alle mensen met deze diagnose – met wie het beter zou gaan als zij nooit aan neuroleptica waren blootgesteld, of althans waren aangemoedigd tot geleidelijke onthouding van de medicijnen. (Het percentage patiënten dat de diagnose van schizoaffectieve stoornis kreeg of van een mildere vorm van psychose, en best zonder de medicijnen zou kunnen, ligt ongetwijfeld veel hoger).
Deze conclusie is trouwens niet nieuw. Bijna 25 jaar geleden publiceerde Jonathan Cole, een van de pioniers in de psychofarmacologie, een essay met de provocerende titel “Antipsychotische onderhoudstherapie: Is het middel erger dan de kwaal?” Nadat hij de onderzoeksgegevens had geanalyseerd concludeerde hij dat er een “poging gedaan zou moeten worden om bij elke patiënt de haalbaarheid vast te stellen om te stoppen met medicijnen” [17]. Het bewijs ondersteunde een zorgstandaard met een geleidelijke onthouding. Het onderzoeksoverzicht van neuroleptica sinds die periode – met name de WHO-onderzoeken en het MRI-onderzoek door onderzoekers aan de universiteit van Pennsylvania – bevestigt dat dit een wijs advies was.
Zo toont Hardings langetermijnonderzoek aan dat geleidelijke onthouding een belangrijke stap is op weg naar volledig herstel. Ze ontdekte dat een derde van de schizofreniepatiënten die in de jaren 50 op de achteraf zalen van een inrichting in Vermont verbleven dertig jaar later volledig hersteld waren en dat deze groep een kenmerk deelde: ze waren allemaal lang geleden gestopt met het innemen van neuroleptica [51]. Zij concludeerde dat het een “mythe” was dat patiënten hun hele leven medicijnen moesten innemen en dat er “in werkelijkheid misschien slechts een klein percentage voor onbepaalde tijd medicijnen nodig heeft” [52] .
Toch is er, ondanks al dit bewijs, binnen de psychiatrie tegenwoordig nauwelijks discussie over de adoptie van praktijken waarbij neuroleptica op selectieve wijze worden gebruikt en waardoor een geleidelijke onthouding in de zorgstandaard zou worden geïntegreerd. In plaats daarvan beweegt de psychiatrie zich in de tegenovergestelde richting en worden antipsychotica aan een steeds grotere patiëntenpopulatie voorgeschreven, waaronder degenen waarvan wordt gedacht dat zij zonder meer gevaar lopen schizofrenie te ontwikkelen. Hoewel deze uitbreiding van het gebruik van antipsychotica klaarblijkelijk financiële doelen dient, is het een behandelvorm die beslist velen kwaad zal doen.
donderdag 6 december 2007 om 11:48
Bij een ongeval of een ernstige infectie, of als er preventief tekortgeschoten is dan kan een korte antibioticakuur uit de zwaardere klasse soms noodzakelijk zijn.
Kort en zwaar om fysieke resistentie tevoorkomen en een optimaal effect te bewerkstelligen.
Maar zelfs dit zal niet nodig zijn bij mensen met een uitzonderlijk sterke geest(zeer kleine groep, mensen die een bijna euforische emotie hebben bijv...).
Deze kleine groep raakt niet geïnfecteerd/besmet, het lichaam laat dit gewoon niet toe, zij genezen tot wel !3! keer sneller van open wonden en botbreuken.
Hier kan ik genoeg praktijkvoorbeelden van geven.
Hoe sterker de geest, hoe sterker het lichaam en viceversa.
Of toch eigenlijk niet helemaal, mocht je je voor een langere tijd in een zwakke emotie bevinden(chronisch of acuut is over gegaan in chronisch) dan is het van het allergrootste belang dat je je lichaam goed verzorgd.
Bewegen, goed eten en drinken is dan een must.
Dit zie je vaak nadat een bejaarde vrouw verdrietig is geworden na het overlijden van haar man, of andersom. Het zal dan niet zo lang meer duren mocht ze er niet meer bovenop komen...
Mensen die een chronisch angstige, bange of verdrietige emotie hebben raken altijd geïnfecteerd.
Ze zijn grieperig, allergisch, koortsig, astmatisch en hebben last van ernstigere infecties en zullen hier uiteindelijk ook aan ....
Chronisch vijandige en boze mensen hebben daarentegen meer last van hun gewrichten en andere drukkende pijnen op bijv de rug, nek en buik.
Het komt altijd uit, let maar eens goed op in je omgeving.
Negeer de acute of sociale emotie(tijdelijke of gespeelde emoties) maar let op het innerlijke, kijk naar de uitstraling, de diepere blik in de ogen.
Voor DM en enkele anderen zal het wel HocusPocus geklets lijken, ben ik even blij dat het onafhankelijk toetsbaar is!
Kort en zwaar om fysieke resistentie tevoorkomen en een optimaal effect te bewerkstelligen.
Maar zelfs dit zal niet nodig zijn bij mensen met een uitzonderlijk sterke geest(zeer kleine groep, mensen die een bijna euforische emotie hebben bijv...).
Deze kleine groep raakt niet geïnfecteerd/besmet, het lichaam laat dit gewoon niet toe, zij genezen tot wel !3! keer sneller van open wonden en botbreuken.
Hier kan ik genoeg praktijkvoorbeelden van geven.
Hoe sterker de geest, hoe sterker het lichaam en viceversa.
Of toch eigenlijk niet helemaal, mocht je je voor een langere tijd in een zwakke emotie bevinden(chronisch of acuut is over gegaan in chronisch) dan is het van het allergrootste belang dat je je lichaam goed verzorgd.
Bewegen, goed eten en drinken is dan een must.
Dit zie je vaak nadat een bejaarde vrouw verdrietig is geworden na het overlijden van haar man, of andersom. Het zal dan niet zo lang meer duren mocht ze er niet meer bovenop komen...
Mensen die een chronisch angstige, bange of verdrietige emotie hebben raken altijd geïnfecteerd.
Ze zijn grieperig, allergisch, koortsig, astmatisch en hebben last van ernstigere infecties en zullen hier uiteindelijk ook aan ....
Chronisch vijandige en boze mensen hebben daarentegen meer last van hun gewrichten en andere drukkende pijnen op bijv de rug, nek en buik.
Het komt altijd uit, let maar eens goed op in je omgeving.
Negeer de acute of sociale emotie(tijdelijke of gespeelde emoties) maar let op het innerlijke, kijk naar de uitstraling, de diepere blik in de ogen.
Voor DM en enkele anderen zal het wel HocusPocus geklets lijken, ben ik even blij dat het onafhankelijk toetsbaar is!
donderdag 6 december 2007 om 12:15
Ad hominem. Geen commentaar.
Ik heb ze niet gezien. Ik heb de laatste keer jou vraag om bewijs voor PTSS en het verschil met hersenen beantwoord. Jij hebt daarna mijn vragen categorisch geweigerd te beantwoorden.
Dat heb ik ook nooit beweerd. Waarom moet ik iets bewijzen wat ik niet beweer?
? Nooit beweerd nogmaals. Niet interessant ook een wetenschappelijke discussie die op feiten is gebaseerd vermengen met onbwezenen onbewijsbare hypotheses. Jij bent degene die dit als belangrijk onderwerp gepresenteerd heeft en die haar gedachten erover als bewijs presenteerde.
Zoals hier je nu in dit bericht ook weer doet:
Dat heet geloof. Prima dat je dat gelooft. Maar pretendeer niet dat dit wetenschap is. Wil je nog meer discussie over nog volledig onbewezen zaken? Dat er kwade geesten zijn die in de hoofden van mensen kruipen, de hersenen wijzigen en soms anders laten reageren. En dat de stemmen die schizofrenen vaak horen er gewoon echt zijn en je dat zeker weet. Of iets dergelijks?
Mijn vragen, die jij zegt te beantwoorden maar aantoonbaar nu al acht keer niet hebt beantwoord, zijn nog zo actueel als de eerste keer dat ik ze stelde.
1) Waar heb jij het bewijs dat lichaam en geest gescheiden zijn. Waar is dat aangetoond?
2) Welk onderzoek toont dat aan? Waarom is dit beter dan palcebo gecontroleerd.gerandomiseerd onderzoek?
3) Waar vind ik onderzoek, van vergelijkbare kwaliteit als onderzoek naar medicatie, dat orthomoleculaire zaken stoornissen genezen?
4) waar vind ik deugdelijk onderzoek dat andere zaken stoornissen genezen
Mijn minimale eis is placebo gecontroleerd onderzoek, dubbelblind, gerandomiseerd. Eigenlijk eis ik van jou ook aantoonbaar gedeblindeerd. Het is namelijk een heel voorname reden in je betoog tegen de bewijsvoering voor de werking van medicatie (zolas Anti depressiva)
5) waar kan ik het bewijs vinden dat scheiding van lichaam en geest niet alleen een feit is, maar ook dat dit direct ervoor zorgt dat medicatie niet kan werken.
NIEUW!!!
6) Astrada zei: mensen die een chronisch angstige, bange of verdrietige emotie hebben raken altijd geïnfecteerd.
Chronisch vijandige en boze mensen hebben daarentegen meer last van hun gewrichten en andere drukkende pijnen op bijv de rug, nek en buik.
Bewijs dit eens? Anders is het voor mij inderdaad hocus pocus.
Ik ga tot aan het moment dat ik van iemand hier antwoord op krijg dan ook niet teveel in op het beantwoorden van andermans vragen.
Ik heb inderdaad besloten dat ik aan zet ben.
donderdag 6 december 2007 om 12:28
Nou begin je je ook nog eens hiërarchische trekken te vertonen en je zet je zelf al dirigerend bovenaan!
Geef Houvanjezelf nu eens gewoon een normaal antwoord.
Je hebt als "wetenschapper" een ethische maatschappelijke verplichting om je feitenkennis te delen met anderen.
Die plicht heb je al eens verzuimd door mij geen antwoorden te geven toen ik er nog om vroeg een tijdje geleden...
Maar geef HVJ eens antwoord aub, doe niet zo koppig.
Je hoeft haar echt niet in één groep met mij en Rafaëlla te plaatsen, dat is nergens voor nodig.
HVJ heeft haar eigen visie, vragen en antwoorden.
Geef Houvanjezelf nu eens gewoon een normaal antwoord.
Je hebt als "wetenschapper" een ethische maatschappelijke verplichting om je feitenkennis te delen met anderen.
Die plicht heb je al eens verzuimd door mij geen antwoorden te geven toen ik er nog om vroeg een tijdje geleden...
Maar geef HVJ eens antwoord aub, doe niet zo koppig.
Je hoeft haar echt niet in één groep met mij en Rafaëlla te plaatsen, dat is nergens voor nodig.
HVJ heeft haar eigen visie, vragen en antwoorden.
donderdag 6 december 2007 om 12:57
Chantage, drammen, hierarchische trekken, dirigerend, koppig...
Jammer dat de discussie zich nu op bovenstaand niveau afspeelt. En er geen antwoord komt op de vragen van DM.
Sommige vragen (of antwoorden) kunnen essentieel zijn voor het beloop en de inhoud van een discussie. Stel ik ben uren met iemand ingesprek en we raken het maar niet eens. En dan blijkt opeens dat de ander uitgaat van het bestaan van God en ik niet. Of dat de ander een uitgangspunt heeft wat voor hem essentieel is terwijl ik daar niet eens over heb nagedacht of het als irrelevant beschouw. Zonder dat naar boven te halen, of het daar over te hebben kan de discussie lang duren. En zinloos zijn.
Dus dan kan ik goed begrijpen dat DM eerst antwoord op bepaalde vragen wil voordat de discussie inhoudelijk wordt voortgezet. En bovenstaande hoeft niet eens de reden van DM te zijn om het antwoord te willen, dat vul ik op dit moment in.
Jammer dat de discussie zich nu op bovenstaand niveau afspeelt. En er geen antwoord komt op de vragen van DM.
Sommige vragen (of antwoorden) kunnen essentieel zijn voor het beloop en de inhoud van een discussie. Stel ik ben uren met iemand ingesprek en we raken het maar niet eens. En dan blijkt opeens dat de ander uitgaat van het bestaan van God en ik niet. Of dat de ander een uitgangspunt heeft wat voor hem essentieel is terwijl ik daar niet eens over heb nagedacht of het als irrelevant beschouw. Zonder dat naar boven te halen, of het daar over te hebben kan de discussie lang duren. En zinloos zijn.
Dus dan kan ik goed begrijpen dat DM eerst antwoord op bepaalde vragen wil voordat de discussie inhoudelijk wordt voortgezet. En bovenstaande hoeft niet eens de reden van DM te zijn om het antwoord te willen, dat vul ik op dit moment in.
donderdag 6 december 2007 om 13:32
We willen allemaal antwoorden.
De antwoorden die DM mij had kunnen geven zouden ook essentieel geweest kunnen zijn.
Maar ik heb mijn antwoorden nooit van hem gehad, wacht al zo'n 300 reacties lang...
Systematisch ontkent en negeert hij zo ongeveer alle belangrijke onderwerpen en vraagstukken die HVJ, Rafaëlla en ik hem hebben voorgelegd.
Hij haalt wat onbewezen theorieën van het internet, plakt ze hier herhaardelijk neer en daarmee is voor hem de kous af.
Ze zijn dan volgens hem voldoende "bewezen", waarna hij een voorzittersrol op zich gaat nemen op dit forum.
De zichzelfbenoemde voorzitter(Demichaelis) van de vergadering zegt dan vervolgens: "Demichaelis is aan het woord en daarmee basta!".
Dan houd het gewoon een keer op Soundpost, helaas.
Niemand zit op dit competitieve spelletje te wachten schat ik zo in.
donderdag 6 december 2007 om 14:15
Wat jij dus denkt bij Astrada; warrig en niet te volgen enzo, dat heb ik dus bij DM. Ook dat op de man spelen, niet echt kunnen bewijzen, maar gewoon bepaalde theorieën geloven.
Eigenlijk daar waar jij Astrada schrijf, kan ik hetzelfde zeggen, maar dan over DM.
Ik dacht dat het ermee te maken kon hebben naar welke theorie jezelf meer neigt, dat klinkt je dan ook logischer in de oren, dan iets waar je je niet of veel minder in kunt vinden.
Want uiteindlijk is het natuurlijk zo, dat voor elke theorie, of stellingname, wat sommigen bewezen achten, kun je zo weer 10 onderzoeken en theorieën vinden die het tegendeel aantonen.
De mens is nu eenmaal niet zo makkelijk te vatten en de psychiatrie een heel abstract vak, met heel veel meningen, theorieën en zgn "bewezen" feiten, die elkaar ook nogal eens tegen kunnen spreken.
donderdag 6 december 2007 om 14:32
Inderdaad DM, ik geloof bepaalde dingen, net zoals jij bepaalde dingen gelooft. Wat jij natuurlijk geen geloof vindt, maar bewezen feiten, als het om jouw mening gaat.
Het is nu eenmaal zo, wat ik hierboven ook al schreef, dat voor elk onderzoek, je er weer 10 kunt vinden, die het tegendeel "bewijzen". Dat zou jij toch ook moeten weten.
De waarheid bestaat in mijn beleving niet, als het om de psychiatrie gaat, maar ik heb het idee dat jij daar anders over denkt. namelijk dat jouw waarheid, de enige juiste waarheid is.
Ik gaf aan vroeger ook zo te denken als jij, om aan te geven dat ik echt wel begrijp wat je zegt, maar dat ik van gedachten ben verandert. Omdat ik van gedachten ben verandert, punt. Dus niet omdat ik denk dat ik dus beter ben.
Dat ik sommige dingen herhaal, dat komt omdat ik het idee hebt dat je helemaal niet goed leest wat ik schrijf, omdat je alleen maar jouw standpunt blijft herhalen en niet ingaat op wat de ander zegt. Je lijkt alleen maar gelijk te willen krijgen.
Ik krijg een beetje het idee dat je overal een persoonljke aanval in ziet.
Het kan toch zijn, dat andere mensen anders denken dan jij, met net zulke goede redenen als dat jij die ervaart voor jouw denkbeelden.
Ook al vind jij de redenen en zaken die andere mensen aangeven onzin, omdat die niet in jouw standaarden passen.
Die vragen die kun je nog allemaal wel 100x stellen, maar ik heb al minstens net zo vaak de antwoorden voorbij zien komen.
Maar die antwoorden zinnen jouw niet, want die passen niet in jouw wereldbeeld, in jouw manier van denken.
Maarre, wake-up call! Niet iedereen is hetzelfde, jouw logica hoeft de mijne niet te zijn, wat voor jou een bewijs is, kan voor mij totale onzin zijn en visa versa.
Ik hoop nogmaals, dat als jij met clienten te maken hebt, dat je dan wat minder dwingend bent in het opleggen van jouw mening.
Het is nu eenmaal zo, wat ik hierboven ook al schreef, dat voor elk onderzoek, je er weer 10 kunt vinden, die het tegendeel "bewijzen". Dat zou jij toch ook moeten weten.
De waarheid bestaat in mijn beleving niet, als het om de psychiatrie gaat, maar ik heb het idee dat jij daar anders over denkt. namelijk dat jouw waarheid, de enige juiste waarheid is.
Ik gaf aan vroeger ook zo te denken als jij, om aan te geven dat ik echt wel begrijp wat je zegt, maar dat ik van gedachten ben verandert. Omdat ik van gedachten ben verandert, punt. Dus niet omdat ik denk dat ik dus beter ben.
Dat ik sommige dingen herhaal, dat komt omdat ik het idee hebt dat je helemaal niet goed leest wat ik schrijf, omdat je alleen maar jouw standpunt blijft herhalen en niet ingaat op wat de ander zegt. Je lijkt alleen maar gelijk te willen krijgen.
Ik krijg een beetje het idee dat je overal een persoonljke aanval in ziet.
Het kan toch zijn, dat andere mensen anders denken dan jij, met net zulke goede redenen als dat jij die ervaart voor jouw denkbeelden.
Ook al vind jij de redenen en zaken die andere mensen aangeven onzin, omdat die niet in jouw standaarden passen.
Die vragen die kun je nog allemaal wel 100x stellen, maar ik heb al minstens net zo vaak de antwoorden voorbij zien komen.
Maar die antwoorden zinnen jouw niet, want die passen niet in jouw wereldbeeld, in jouw manier van denken.
Maarre, wake-up call! Niet iedereen is hetzelfde, jouw logica hoeft de mijne niet te zijn, wat voor jou een bewijs is, kan voor mij totale onzin zijn en visa versa.
Ik hoop nogmaals, dat als jij met clienten te maken hebt, dat je dan wat minder dwingend bent in het opleggen van jouw mening.
donderdag 6 december 2007 om 15:03
Ik sla stijl achterover.
Overigens ben ik een man Astrada )
Ik ben al 10 postings lang aan het vragen om niet op de persoon te spelen, mij als individu te behandelen en niet op 1 hoop te vegen met een aantal anderen hier.
Door dit wel te doen, Michaelis, voel ik me door jou buiten spel gezet.
Ik heb ook geen enkel idee waarom jij meent dit te moeten en kunnen doen.
Alle dingen die je mij hebt gevraagd, alle onderbouwingen, onderzoeken, ideeen e.d. heb ik je aangedragen.
Toch blijf je mij categorisch negeren en behandel je ons als groep.
Nu moet je toch eens uitleggen waarom je ineens een samenhangende groep ziet. Wat maakt dat Astrada, Rafaella en ik als groep behandeld kunnen en mogen worden.
Ik heb nooit iets beweert op het gebied van lichaam en geest.
Sterker nog, ik snap de relevantie niet eens binnen de discussie, maar dat zal ongetwijfeld aan mijn eigen intelligentie liggen.
Je zult van mij daarop ook geen antwoord krijgen, echter je negeert mij als je dat antwoord niet krijgt.
Tja........
Ik geloof een aantal dingen, zoals jij die ook geloofd DM.
Jij gelooft heilig in gerandomiseerde en dubbelblinde onderzoeken en waar nodig inclusief deblinderingsmaatregelen.
Ik wist niet eens dat er binnen de wetenschap zelf ook bij deze onderzoeksmethoden vraagtekens worden gezet.
Zo vond ik het parachute onderzoek.
Erg interessant vind ik zelf.
Jij schijnbaar niet.
Overigens ben ik een man Astrada )
Ik ben al 10 postings lang aan het vragen om niet op de persoon te spelen, mij als individu te behandelen en niet op 1 hoop te vegen met een aantal anderen hier.
Door dit wel te doen, Michaelis, voel ik me door jou buiten spel gezet.
Ik heb ook geen enkel idee waarom jij meent dit te moeten en kunnen doen.
Alle dingen die je mij hebt gevraagd, alle onderbouwingen, onderzoeken, ideeen e.d. heb ik je aangedragen.
Toch blijf je mij categorisch negeren en behandel je ons als groep.
Nu moet je toch eens uitleggen waarom je ineens een samenhangende groep ziet. Wat maakt dat Astrada, Rafaella en ik als groep behandeld kunnen en mogen worden.
Ik heb nooit iets beweert op het gebied van lichaam en geest.
Sterker nog, ik snap de relevantie niet eens binnen de discussie, maar dat zal ongetwijfeld aan mijn eigen intelligentie liggen.
Je zult van mij daarop ook geen antwoord krijgen, echter je negeert mij als je dat antwoord niet krijgt.
Tja........
Ik geloof een aantal dingen, zoals jij die ook geloofd DM.
Jij gelooft heilig in gerandomiseerde en dubbelblinde onderzoeken en waar nodig inclusief deblinderingsmaatregelen.
Ik wist niet eens dat er binnen de wetenschap zelf ook bij deze onderzoeksmethoden vraagtekens worden gezet.
Zo vond ik het parachute onderzoek.
Erg interessant vind ik zelf.
Jij schijnbaar niet.
donderdag 6 december 2007 om 16:23
Dat wat nu een gebeurt, is ontstaan op het moment dat ik antwoord gaf op vragen van Astrada. Daarna wild eik antwoord op mijn vragen. Die geeft ze niet. Hoe je het wendt of keert. Omdat ik eerst nog andere vragen MOET beantwoorden. Wie speelt er hier dan overigens secretaris. Ik accepteer dat niet meer en blijf herhalen.
Ik zag en zie dat ze de ene boude stelling na de andere poneert, zonder enig bewijs. Erger wordt het nog als ze juist op het punt van medicatie heel veel eisen stelt aan de bewijsvoering en vooral ook om die reden (althans, dat lijkt zo) naar het rijk der fabelen verwijst. Sterker: zij beweert dat medicatie juist kapot maakt.
En stoornissen zijn verzonnen, ze zijn door voeding eenvoudig op te lossen etc.
Doordat ze van de hak op de tak springt (in mijn ogen), wordt discussie warrig maar kan ze ook wegkomen met niet onderbouwde stellingen. Gezien de stelligheid wil ik die onderbouwd zien. is.
Jullie mogen over mij schrijven wat je wil. Dat is je goed recht. Het is geen antwoord op mijn vragen, maar die verwacht ik ook niet omdat jullie die vragen niet kunnen beantwoorden op basis van wetenschappelike feiten.
Wat er in mijn ogen gebeurt bij Astrada is het ontwijken van cruciale vragen, op een constante basis. Ze komt zoals nu ook weer met wat anders, verlegt de aandacht.
Andere vragen zal ik tot aan dat moment inderdaad niet of nauwelijks beantwoorden. Je kunt het me blijven vragen, ik beantwoord ze niet. Ik heb dit ruim voldoende gedaan bijvoorbeeld. Ik heb nogmaals de laatste vraag van Astrada beantwoord, wat is er zo vreemd aan dati knu graag mijn vragen beantwoord wil zien. Is dat belachelijk?
Tot wie ik mij richt in deze discussie moet ik zelf weten.
Dat de medische wetenschap niet perfect is (verre van), dat weet ik ook wel. Maar de oplossing is onderzoek, niet blind vertrouwen in zaken waar je aantoonbaar geen bewijs voor kunt brengen en zeker niet het neerhalen en afkraken van wetenschap. Als je het beter kunt, toon dat dan aan. Kom met verbeteringen en oplossingen. Maar alleen zwart maken leidt tot niks.
Zoals het nu gaat is het zo dat jullie vooral bezig zijn te hameren op de (soms aantoonbare) tekortkomingen van de medische wetenschap. Voor dat wat jullie aandragen als alternatief is geen bewijs, al helemaal niet dat dit stoornissen geneest. Dus mijn vragen, hoe vervelend ook, stel ik nogmaals.
Voor de negende keer exact dezelfde vragen: Astrada (en anderen), kun jij deze vragen beantwoorden:
1) Waar heb jij het bewijs dat lichaam en geest gescheiden zijn. Waar is dat aangetoond?
2) Welk onderzoek toont dat aan? Waarom is dit beter dan palcebo gecontroleerd.gerandomiseerd onderzoek?
3) Waar vind ik onderzoek, van vergelijkbare kwaliteit als onderzoek naar medicatie, dat orthomoleculaire zaken stoornissen genezen?
4) waar vind ik deugdelijk onderzoek dat andere zaken stoornissen genezen
Mijn minimale eis is placebo gecontroleerd onderzoek, dubbelblind, gerandomiseerd. Eigenlijk eis ik van jou ook aantoonbaar geblindeerd (actief placebo). Het is namelijk een heel voorname reden in je betoog tegen de bewijsvoering voor de werking van medicatie (zolas Anti depressiva)
5) waar kan ik het bewijs vinden dat scheiding van lichaam en geest niet alleen een feit is, maar ook dat dit direct ervoor zorgt dat medicatie niet kan werken.
Voor de 2e keer deze vraag.
6) Astrada zei: mensen die een chronisch angstige, bange of verdrietige emotie hebben raken altijd geïnfecteerd.
Chronisch vijandige en boze mensen hebben daarentegen meer last van hun gewrichten en andere drukkende pijnen op bijv de rug, nek en buik.
Bewijs dit eens? Anders is het voor mij inderdaad hocus pocus.
De bovenstaande vragen zijn gesteld omdat Astrada zei op 3 December 2007 12:55: Een "Depressie" is een gevolg van een geestelijk of orthomoleculair probleem en niet de oorzaak"
"Kan er toch niet veel mee Demichaelis,
het is voornamelijk onvolledig, de lange termijn mist en juist dat is belangrijk om de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen.
Er word niets gezegd over actieve placebo's."
.
Ik zag en zie dat ze de ene boude stelling na de andere poneert, zonder enig bewijs. Erger wordt het nog als ze juist op het punt van medicatie heel veel eisen stelt aan de bewijsvoering en vooral ook om die reden (althans, dat lijkt zo) naar het rijk der fabelen verwijst. Sterker: zij beweert dat medicatie juist kapot maakt.
En stoornissen zijn verzonnen, ze zijn door voeding eenvoudig op te lossen etc.
Doordat ze van de hak op de tak springt (in mijn ogen), wordt discussie warrig maar kan ze ook wegkomen met niet onderbouwde stellingen. Gezien de stelligheid wil ik die onderbouwd zien. is.
Jullie mogen over mij schrijven wat je wil. Dat is je goed recht. Het is geen antwoord op mijn vragen, maar die verwacht ik ook niet omdat jullie die vragen niet kunnen beantwoorden op basis van wetenschappelike feiten.
Wat er in mijn ogen gebeurt bij Astrada is het ontwijken van cruciale vragen, op een constante basis. Ze komt zoals nu ook weer met wat anders, verlegt de aandacht.
Andere vragen zal ik tot aan dat moment inderdaad niet of nauwelijks beantwoorden. Je kunt het me blijven vragen, ik beantwoord ze niet. Ik heb dit ruim voldoende gedaan bijvoorbeeld. Ik heb nogmaals de laatste vraag van Astrada beantwoord, wat is er zo vreemd aan dati knu graag mijn vragen beantwoord wil zien. Is dat belachelijk?
Tot wie ik mij richt in deze discussie moet ik zelf weten.
Dat de medische wetenschap niet perfect is (verre van), dat weet ik ook wel. Maar de oplossing is onderzoek, niet blind vertrouwen in zaken waar je aantoonbaar geen bewijs voor kunt brengen en zeker niet het neerhalen en afkraken van wetenschap. Als je het beter kunt, toon dat dan aan. Kom met verbeteringen en oplossingen. Maar alleen zwart maken leidt tot niks.
Zoals het nu gaat is het zo dat jullie vooral bezig zijn te hameren op de (soms aantoonbare) tekortkomingen van de medische wetenschap. Voor dat wat jullie aandragen als alternatief is geen bewijs, al helemaal niet dat dit stoornissen geneest. Dus mijn vragen, hoe vervelend ook, stel ik nogmaals.
Voor de negende keer exact dezelfde vragen: Astrada (en anderen), kun jij deze vragen beantwoorden:
1) Waar heb jij het bewijs dat lichaam en geest gescheiden zijn. Waar is dat aangetoond?
2) Welk onderzoek toont dat aan? Waarom is dit beter dan palcebo gecontroleerd.gerandomiseerd onderzoek?
3) Waar vind ik onderzoek, van vergelijkbare kwaliteit als onderzoek naar medicatie, dat orthomoleculaire zaken stoornissen genezen?
4) waar vind ik deugdelijk onderzoek dat andere zaken stoornissen genezen
Mijn minimale eis is placebo gecontroleerd onderzoek, dubbelblind, gerandomiseerd. Eigenlijk eis ik van jou ook aantoonbaar geblindeerd (actief placebo). Het is namelijk een heel voorname reden in je betoog tegen de bewijsvoering voor de werking van medicatie (zolas Anti depressiva)
5) waar kan ik het bewijs vinden dat scheiding van lichaam en geest niet alleen een feit is, maar ook dat dit direct ervoor zorgt dat medicatie niet kan werken.
Voor de 2e keer deze vraag.
6) Astrada zei: mensen die een chronisch angstige, bange of verdrietige emotie hebben raken altijd geïnfecteerd.
Chronisch vijandige en boze mensen hebben daarentegen meer last van hun gewrichten en andere drukkende pijnen op bijv de rug, nek en buik.
Bewijs dit eens? Anders is het voor mij inderdaad hocus pocus.
De bovenstaande vragen zijn gesteld omdat Astrada zei op 3 December 2007 12:55: Een "Depressie" is een gevolg van een geestelijk of orthomoleculair probleem en niet de oorzaak"
"Kan er toch niet veel mee Demichaelis,
het is voornamelijk onvolledig, de lange termijn mist en juist dat is belangrijk om de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen.
Er word niets gezegd over actieve placebo's."
.
donderdag 6 december 2007 om 16:37
Samenvatting van de discussie tot nu toe (voor mensen die erin vallen).
Er is twijfel geuit over de werking van psychische medicatie. Hierop zijn er voors en tegens onder het voetlicht gebracht. De nadruk is komen te liggen op de bewijsvoering voor de werking van deze middelen (of het gebrek er aan).
Ook op de oorzaak van depressie en stoornissen en mogelijke oplossingen.
Er is zeer veel onderzoek, ook overlegd) dat wijst op andere functionaliteit van de hersenen, afwijkingen in de response van hersenen, schade door stress.
Met name de manier waarop de werking van medicatie als bewezen wordt geacht, is kritiek geuit.
Een aantal mensen is ervan overtuigd dat er volledig andere oorzaken zijn voor depressie en stoornissen, dat dit door voeding komt en dat voeding het ook oplost. Hiervoor heeft men echter geen bewijs overlegd, al helemaal geen bewijs dat ook maar in de buurt komt van dat wat men zelf van reguliere geneeskunde eist. Men weigert dit categorisch te doen. Dit sluit aan op vrijwel alle mensen die alternatieven in dit circuit propageren: veel theorie en veronderstellingen, weinig (tot geen deugdelijk) onderzoek en dus geen bewijs.
In de werking van alternatieven moet men, zonder bewijs, dus geloven.
Er is twijfel geuit over de werking van psychische medicatie. Hierop zijn er voors en tegens onder het voetlicht gebracht. De nadruk is komen te liggen op de bewijsvoering voor de werking van deze middelen (of het gebrek er aan).
Ook op de oorzaak van depressie en stoornissen en mogelijke oplossingen.
Er is zeer veel onderzoek, ook overlegd) dat wijst op andere functionaliteit van de hersenen, afwijkingen in de response van hersenen, schade door stress.
Met name de manier waarop de werking van medicatie als bewezen wordt geacht, is kritiek geuit.
Een aantal mensen is ervan overtuigd dat er volledig andere oorzaken zijn voor depressie en stoornissen, dat dit door voeding komt en dat voeding het ook oplost. Hiervoor heeft men echter geen bewijs overlegd, al helemaal geen bewijs dat ook maar in de buurt komt van dat wat men zelf van reguliere geneeskunde eist. Men weigert dit categorisch te doen. Dit sluit aan op vrijwel alle mensen die alternatieven in dit circuit propageren: veel theorie en veronderstellingen, weinig (tot geen deugdelijk) onderzoek en dus geen bewijs.
In de werking van alternatieven moet men, zonder bewijs, dus geloven.
donderdag 6 december 2007 om 22:24
Hoewel het zo is dat reguliere geneesmiddelen (niet homeopathische) formeel door het CBG worden getoetst op werkzaamheid, zit er wel een adder onder het gras. Van een product dat de fysieke gesteldheid van een individu moet helpen verbeteren, of herstel moet versnellen, is vrij goed vast te stellen of het werkt, of niet. Bij producten die de geestelijke toestand van een individu moeten (helpen) veranderen is dat al veel moeilijker. Daarbij moeten we ons realiseren dat een groeiend aantal deskundigen van mening is dat er geen sprake is van ziekte bij de meeste gedragsstoornissen. Dat wil zeggen: Er is geen aantoonbare fysieke oorzaak, en er bestaat niet zoiets als 'normaal' gedrag, anders dan wat cultureel wordt gedicteerd.
Het gros van de pillen dat wordt geregistreerd ten behoeve van het veranderen van de geestestoestand van een individu komt tot stand middels 'trial-and-error'-onderzoek. Zowel werking als bijwerking zijn niet te voorspellen op basis van grondige kennis van de fysieke reactie van het menselijke lichaam.
In de hersenen bevinden zich uiteenlopende lichaamseigen stoffen die onder andere invloed hebben op hoe wij ons voelen. Het zijn niet de stoffen die er voor zorgen dat wij ons zo voelen. Ze stimuleren of onderdrukken een deel van de hersenen op een bepaalde manier, en de neuronen in dat gebied 'vonken' (of niet), en daardoor verandert op korte termijn onze gemoedstoestand.
Uit dierproeven is onder andere komen vast te staan dat men op die wijze een dier overspelig kan maken, of monogaam, waar het van nature de tegenoverliggende neiging heeft.
Pillen die de gemoedstoestand van het individu veranderen, veranderen de verhouding tussen die eerdergenoemde stoffen in de hersenen op kunstmatige wijze. Door een chemische stof die op die stoffen lijkt toe te voegen, of door een andere stof, die de eerste tegenwerkt, toe te dienen.
De SSRI's (Prozac, Zoloft, en Paxil) die tegenwoordig voorgeschreven worden bij mensen die last hebben van zwaarmoedigheid, in een wereld die gedomineerd wordt door het hedonistische besef dat we 24/7 recht hebben op een goed gevoel, behoren tot de eerste categorie.
Over die SSRI's is tegenwoordig erg veel te doen. Deels omdat bekend werd dat de fabrikant heeft gerommeld met de onderzoeksresultaten. Deels omdat steeds vaker verhalen naar buiten komen dat mensen die betrokken waren bij de meest afgrijselijke moorden (zoals een aantal 'school-shootings') SSRI's gebruikten.
Als gesteld wordt dat het CBG toeziet op de werking van medicijnen, is het niet zo dat dit instituut geheel zelfstandig de tests herhaalt die de fabrikant in een eerder stadium heeft gedaan. Als regel controleert men de werking door een analyse van de data die beschikbaar zijn gesteld door de fabrikant. Het zal duidelijk zijn dat dit een zwak punt is, en het is bekend dat de FDA in de VS de laatste jaren een zeer bedenkelijke rol heeft gespeeld en haar toezichthoudende rol ondergeschikt heeft gemaakt aan de commerciële belangen van de fabrikanten. En wie of wat is het CBG om de integriteit van de FDA publiekelijk in twijfel te trekken?
Tot slot dient nog te worden opgemerkt dat enige werkzame stof niet uitsluitend één aspect van ons gevoel beïnvloedt, maar in het lichaam ook andere functies heeft. De reactie van het lichaam is dan ook uiterst complex, en mede afhankelijk van zeer individuele omstandigheden, zodat ook de arts niet kan voorspellen hoe je zult reageren op die legale dope die hij voorschrijft. Op het individuele vlak is het dan ook nog steeds één groot experiment waaraan je je blootstelt als je gaat slikken, wat wel aangeeft dat de controle op de werking die het CBG claimt erg relatief is.
Bedenk verder dat je over het algemeen bij dit soort stoffen niet ongestraft chemische vervangers kunt toedienen, zonder de capaciteit van het lichaam om de oorspronkelijke stof aan te maken (negatief) te beïnvloeden. Bij testen op ratten is bijvoorbeeld gebleken dat langdurig gebruik van Ritalin (amphetamine, oftewel 'speed'), het 'medicijn' dat wordt voorgeschreven bij de 'diagnose' ADHD, tot depressie leidt op latere leeftijd.
De filosofische vraag wordt steeds belangrijker wie wij nou zijn als we onze perceptie van de wereld om ons heen, en van onze rol daarin, laten 'afregelen' met chemische substanties zodat we blij en slaafs doen waar we normaal depressief van worden, alleen omdat anderen dat 'normaal' niet worden. De dictatuur van 'normaal' mag best eens wat meer aandacht krijgen.
donderdag 6 december 2007 om 22:56
Astrada, ben benieuwd naar je antwoord.
Delen die ik niet heb gekwoot komen wat mij betreft neer op de vraag: is het middel erger dan de kwaal?
Heb je het verder over het te snel toedienen van antidepressiva bij een yuppen-achtig-grachtengordelpubliek die het objectief gezien niet echt nodig heeft?
Want bij een echte depressie (of psychose/angststoornis ed) lijkt bovenstaande mij niet van toepassing. Dan is het geen kwestie van 'dictatuur van normaal' of niet. Dan is het een kwestie van overleven of niet.
Delen die ik niet heb gekwoot komen wat mij betreft neer op de vraag: is het middel erger dan de kwaal?
Heb je het verder over het te snel toedienen van antidepressiva bij een yuppen-achtig-grachtengordelpubliek die het objectief gezien niet echt nodig heeft?
Want bij een echte depressie (of psychose/angststoornis ed) lijkt bovenstaande mij niet van toepassing. Dan is het geen kwestie van 'dictatuur van normaal' of niet. Dan is het een kwestie van overleven of niet.
donderdag 6 december 2007 om 23:38
@Jaap,
Waar jij het over hebt, lijkt een luxe probleem. Alsof mensen die depressief zijn zich min of meer aanstellen. Bedenk ook dat het hier om meer gaat dan depressie, maar ook gewoon om stoornissen.
Hoewel niet aantoonbaar, kun je als je het over 24/7 economie denkt, ook indenken dat de stress die een overschot aan info, keuzes etcetc met zich meebrengt leidt tot een depressie. Meer dan een mens van nature (in eennatuurlijek setting, met kleinere gemeenschappen bjv) zou krijgen.
De depressie is dan een natuurlijke reactie, maar omdat de randvoorwaarden om zeer gestresst en uiteindelijk depressief te raken er meer zijn dan in een natuurlijke omgeving, neemt het aantal mensen met depressieve klachten toe.
Ook hier verwijs ik naar hersenscans, die aantonen dat mensen en dieren die bllotgesteld worden aan stress, veranderingen ondergaan in de hersenen. Die waren er voor de stress niet. En zeker dieren kregen niet op voorhand medicatie waardoor hun hersenen zouden zijn veranderd.
Dus op basis van de onderzoeken die er zijn en die verder ook meer gedaan worden, is een depressie op hersenscans aan te tonen. Vandaar dat ik denk dat in de meeste gevallen er geen sprake is van een vorm van aanstellerij.
Waar jij het over hebt, lijkt een luxe probleem. Alsof mensen die depressief zijn zich min of meer aanstellen. Bedenk ook dat het hier om meer gaat dan depressie, maar ook gewoon om stoornissen.
Hoewel niet aantoonbaar, kun je als je het over 24/7 economie denkt, ook indenken dat de stress die een overschot aan info, keuzes etcetc met zich meebrengt leidt tot een depressie. Meer dan een mens van nature (in eennatuurlijek setting, met kleinere gemeenschappen bjv) zou krijgen.
De depressie is dan een natuurlijke reactie, maar omdat de randvoorwaarden om zeer gestresst en uiteindelijk depressief te raken er meer zijn dan in een natuurlijke omgeving, neemt het aantal mensen met depressieve klachten toe.
Ook hier verwijs ik naar hersenscans, die aantonen dat mensen en dieren die bllotgesteld worden aan stress, veranderingen ondergaan in de hersenen. Die waren er voor de stress niet. En zeker dieren kregen niet op voorhand medicatie waardoor hun hersenen zouden zijn veranderd.
Dus op basis van de onderzoeken die er zijn en die verder ook meer gedaan worden, is een depressie op hersenscans aan te tonen. Vandaar dat ik denk dat in de meeste gevallen er geen sprake is van een vorm van aanstellerij.
vrijdag 7 december 2007 om 01:19
Ik wil me inhoudelijk niet in deze discussie gooien, maar alleen even reageren op laatstgenoemde punt:
wat ik ook voor achtergrond heb (depressie, psychiatrsiche stoornis of whatever > zit nog in onderzoeksfase), ik ben op het vlak van behandeling nu vooral uitgekomen op medicijnvrij te leven, maar met heel veel aanpassingen. Zodat ik zonder medicijnen hetzelfde zou kunnen functioneren als al die anderen die het jachtige leven kennelijk wel zonder al te veel grote problemen aankunnen.
Oplossing? Zo stress vrij mogelijk mijn leven leven. Het accent wordt er bij mij opgelegd door de lat lager te leggen en niet mee te doen aan de ratrace. Ik slik (mede) daardoor geen medicijnen, omdat ik niet (meer) hoef te voldoen aan de gemiddelde verwachting. Zou hierin niet deels een oplossing liggen, ipv mensen kunstmatig op te krikken zodat ze wel kunnen functioneren binnen die ratrace?
wat ik ook voor achtergrond heb (depressie, psychiatrsiche stoornis of whatever > zit nog in onderzoeksfase), ik ben op het vlak van behandeling nu vooral uitgekomen op medicijnvrij te leven, maar met heel veel aanpassingen. Zodat ik zonder medicijnen hetzelfde zou kunnen functioneren als al die anderen die het jachtige leven kennelijk wel zonder al te veel grote problemen aankunnen.
Oplossing? Zo stress vrij mogelijk mijn leven leven. Het accent wordt er bij mij opgelegd door de lat lager te leggen en niet mee te doen aan de ratrace. Ik slik (mede) daardoor geen medicijnen, omdat ik niet (meer) hoef te voldoen aan de gemiddelde verwachting. Zou hierin niet deels een oplossing liggen, ipv mensen kunstmatig op te krikken zodat ze wel kunnen functioneren binnen die ratrace?
vrijdag 7 december 2007 om 02:35
Euhm Intiem, ik concludeer uit jou bericht dat men dus nog helemaal niet weet wat er precies met je aan de hand is? Dan is specifieke medicatie ook nog niet te voorschrijven toch? En gezien stress, dat maak ik uit jou bericht op, de oorzaak is lijkt me het logisch dat dit wordt vermeden. En wat houdt dat vermijden in dan? Niet meer werken, sociaal leven omgooien, stress-situatie vermijden? Lijkt dat niet ietwat op "afsluiten van de wereld"?
Als iemand altijd prima heeft gefunctioneerd in een sociale omgeving, en dat wil ineens niet meer, dan vind ik het ronduit idioot om die omgeving te "verwijderen", je geneest dan niet iemand maar geeft zijn stoornis "vrij baan".
Als iemand altijd prima heeft gefunctioneerd in een sociale omgeving, en dat wil ineens niet meer, dan vind ik het ronduit idioot om die omgeving te "verwijderen", je geneest dan niet iemand maar geeft zijn stoornis "vrij baan".
vrijdag 7 december 2007 om 02:38
Als mensen bj een arts aankomen met een probleem, bijv. een angsstoornis
of een depressie, waarom zou een arts dan zeggen dat ie niet kan helpen als het wel kan? Als iedereen onderdrukt zou worden door medicatie, volkomen afgevlakt zou zijn etc...dan zou misschien niet zo prettig zijn. Maat dan nog is het aan die mensen of ze zich hier tevreden mee stellen of niet.
Mijn ervaring, maar ook de onderzoeken en de ervaringen van echt veel gebruikers wijst uit dat veel mensen herstellen of, ondanks de blijvende stoornis, zich beter voelen. Veel beter voelen en gewoon goed kunnen functioneren.
Ik blijf erbij dat schade aan hersenen door stress hormonen (steroiden van natuurlijke origine) schade veroorzaken. Ook genetische zaken lijken waarschijnlijk een rol te spelen. Diverse medicatie gaat verder dan onderdrukken, zoals het hier negatief genoemd wordt (en onderdrukken kwam vroeger en nu ook nog wel zeker voor). Het herstelt de schade door stresshormonen en andere zaken die door stress veroorzaakt zijn.
In elk geval in bepaalde, essentiele hersendelen.
In die zin is er niet veel verschil met suikerziekte. Dat geneest niet, maar insuline (indien nodig) en een beter dieet zorgt er wel voor dat mensen niet knockout langs de weg liggen, door een hypo.
Ik ken mensen die al vanaf hun tiende constant problemen hebben. Ik weet niet of het bewezen is, maar veel borderliners hebben een een kille moeder en/of sexuele mishandeling met elkaar gemeen. Ik meen dat dit in 75% van de gevallen zo is.
Ik ken mensen met die achtergrond die door medicatie, soms pas vanaf hun 25e of 30e levensjaar en na veel vruchtenloze therapie, genieten van het leven door de juiste medicatie. Wat juist is verschilt van persoon tot persoon, maar opvallend zijn de middelen Lamictal, Prozac, Efexor en soms andere AD's.
Zonder of met zeer weinig bijwerkingen. Soms heeft aanvullende therapie een goede bijdrage geleverd. Waarom zou je, met deze wetenschap, het erbij laten zitten. Pas als je van alles geprobeerd hebt en niks werk of de bijwerkingen bevallen je niet, zou ik pas misschien de tactiek toepassen waar jij op doelt. Of alternatieve zaken zoeken. maar in eerste instantie niet.
Er zijn internetsites waar je patienten ratings kunt zien. Daar staan horror verhalen tussen bij medicijnen die ook mensen een volledig normaal leven laten leiden, soms na tientallen jaren van depressie en bipolaire stoornis, borderline. Dat kan ook. Veel medicijnen scoren toch een dikke voldoende (7) tot meer dan een 8. Benzo's, waar ik dor de bijwerking (afkickverschijnselen) niet echt een fan van ben scoren uit mijn hoofd erg goed. Een ruime 8. En ik herinner me lijsten met 200 tot 900 patienten, die bijverschijnselen etc ook melden.
Vandaar dat ik erbij blijf dat medicatie kan helpen, dat het eindresultaat zeker varieert en dat begeleiding van een deskundige bij stoornissen noodzaak is. een medicijn wat verkeerd uitpakt kan dan op zorgvuldige wijze afgebouwd worden (indien nodig) en eventueel voor een ander medicijn vervangen worden.
of een depressie, waarom zou een arts dan zeggen dat ie niet kan helpen als het wel kan? Als iedereen onderdrukt zou worden door medicatie, volkomen afgevlakt zou zijn etc...dan zou misschien niet zo prettig zijn. Maat dan nog is het aan die mensen of ze zich hier tevreden mee stellen of niet.
Mijn ervaring, maar ook de onderzoeken en de ervaringen van echt veel gebruikers wijst uit dat veel mensen herstellen of, ondanks de blijvende stoornis, zich beter voelen. Veel beter voelen en gewoon goed kunnen functioneren.
Ik blijf erbij dat schade aan hersenen door stress hormonen (steroiden van natuurlijke origine) schade veroorzaken. Ook genetische zaken lijken waarschijnlijk een rol te spelen. Diverse medicatie gaat verder dan onderdrukken, zoals het hier negatief genoemd wordt (en onderdrukken kwam vroeger en nu ook nog wel zeker voor). Het herstelt de schade door stresshormonen en andere zaken die door stress veroorzaakt zijn.
In elk geval in bepaalde, essentiele hersendelen.
In die zin is er niet veel verschil met suikerziekte. Dat geneest niet, maar insuline (indien nodig) en een beter dieet zorgt er wel voor dat mensen niet knockout langs de weg liggen, door een hypo.
Ik ken mensen die al vanaf hun tiende constant problemen hebben. Ik weet niet of het bewezen is, maar veel borderliners hebben een een kille moeder en/of sexuele mishandeling met elkaar gemeen. Ik meen dat dit in 75% van de gevallen zo is.
Ik ken mensen met die achtergrond die door medicatie, soms pas vanaf hun 25e of 30e levensjaar en na veel vruchtenloze therapie, genieten van het leven door de juiste medicatie. Wat juist is verschilt van persoon tot persoon, maar opvallend zijn de middelen Lamictal, Prozac, Efexor en soms andere AD's.
Zonder of met zeer weinig bijwerkingen. Soms heeft aanvullende therapie een goede bijdrage geleverd. Waarom zou je, met deze wetenschap, het erbij laten zitten. Pas als je van alles geprobeerd hebt en niks werk of de bijwerkingen bevallen je niet, zou ik pas misschien de tactiek toepassen waar jij op doelt. Of alternatieve zaken zoeken. maar in eerste instantie niet.
Er zijn internetsites waar je patienten ratings kunt zien. Daar staan horror verhalen tussen bij medicijnen die ook mensen een volledig normaal leven laten leiden, soms na tientallen jaren van depressie en bipolaire stoornis, borderline. Dat kan ook. Veel medicijnen scoren toch een dikke voldoende (7) tot meer dan een 8. Benzo's, waar ik dor de bijwerking (afkickverschijnselen) niet echt een fan van ben scoren uit mijn hoofd erg goed. Een ruime 8. En ik herinner me lijsten met 200 tot 900 patienten, die bijverschijnselen etc ook melden.
Vandaar dat ik erbij blijf dat medicatie kan helpen, dat het eindresultaat zeker varieert en dat begeleiding van een deskundige bij stoornissen noodzaak is. een medicijn wat verkeerd uitpakt kan dan op zorgvuldige wijze afgebouwd worden (indien nodig) en eventueel voor een ander medicijn vervangen worden.
vrijdag 7 december 2007 om 03:01
@DM, medicatie kan niet alleen helpen, in sommige gevallen is het zelfs levensreddend. En net zoals de ervaring deskundigen hier op het topic, en dan bedoel ik de forummers die baat hebben bij medicatie, kun je mij een ervaring deskundige noemen als het gaat om iemand die medicatie slikt voor haar stoornis. Zodra de medicijnen niet werden ingenomen ging er een knop om, boembats "de idioot" kwam tevoorschijn. En als wij, en dan bedoel ik haar vrienden, haar weer aan de medicatie hadden, dan boembats, was ze er weer.....van heel ver terug geweest (ik heb haar nog voor de gate bij schiphol tegen kunnen houden, want ze was op weg naar haar echt familie, de indianen).
En als ik jou was DM, zou ik mijn tijd waardevoller besteden dan aan dit sektarische gebulshit van ene Astraka.
En als ik jou was DM, zou ik mijn tijd waardevoller besteden dan aan dit sektarische gebulshit van ene Astraka.
vrijdag 7 december 2007 om 10:53
Je hebt gelijk als het gaat om mensen die niet willen accepteren dat ze door wat gas terug te nemen ook van heel van stress verlost zijn. Die hun (hoge) eisen niet bij willen stellen. Maar daarbij is het wel cruciaal wat je als 'ratrace' definieert en een 'redelijk normaal leven'.
Ook speelt de levensfase mee, vind ik persoonlijk. Een opleiding/studie niet af kunnen maken omdat het teveel stress geeft, en dit met medicatie ondersteunen zodat de dalen bv minder diep zijn en de opleiding wel lukt, vind ik anders dan rond je 30 moeten besluiten (als je al een basis hebt gelegd) dat je niet of alleen deeltijd kan werken.
Als die basis (opleiding, sociaal, wonen) eenmaal is gelegd, voor zover mogelijk, kan iemand ook beter kiezen voor een eigen leeftstijl en zorgt die basis er misschien zelfs voor dat iemand ook zonder medicijnen verder kan leven.
vrijdag 7 december 2007 om 12:03
Ik type snel, dus zoveel tijd kost het me niet hoor. soms moet ik dingen opzoeken, ben ik ook weer beter bij dus erg is het ook niet.
Ja, wat jij schrijft is de ervaring van veel mensen. Leuke omschrijving trouwens, van Schiphol...hoewel de praktijk natuurlijk minder leuk was.
Ik weet niet of ik Astrada sektarisch vind, wel dat je zeer zwart wit denkt als het om medicatie gaat en dat ze bepaald geen kritische blik heeft als het om alternatieve geneeskunde gaat. Ik vind dat ze dat wat zeg gelooft, zoals gezegd. Voor medicatie wil ze deze vorm van bewijs (met actief placebo dus) en voor ortho zaken ontbreekt die, maar vindt ze het schijnbaar ook niet nodig. Dan geloof je wat mij betreft.
vrijdag 7 december 2007 om 12:10
Psychofarmaca:
Geneesmiddelen of kwakzalverij?
Door Lawrence Stevens, Advocaat
Vertaald uit het Engels
Psychofarmaca zijn waardeloos, en de meeste zijn schadelijk. Velen veroorzaken blijvende hersenschade met de gewoonlijk voorgeschreven doseringen. Psychofarmaca en het beroep dat ze propageert zijn gevaarlijk voor uw gezondheid.
"ANTIDEPRESSIVA": The Comprehensive Textbook of Psychiatry/IV (Het omvattend leerboek van de psychiatrie, deel IV) gepubliceerd in 1985, zegt "De tricyclische type farmaca zijn de meest effectieve soort antidepressiva." (Williams & Wilkins, p. 1520). Maar in zijn boek, Overcoming Depression (Het beheersen van depressie) gepubliceerd in 1981 zegt Dr. Andrew Stanway, een Britse arts, "Als antidepressiva werkelijk zo effectief waren als wordt beweerd, dan zouden ziekenhuisopnames sterk zijn verminderd tijdens de twintig jaar dat zij beschikbaar zijn. Helaas, dit is niet gebeurd. … Vele onderzoeken hebben aangetoond dat de tricyclische middelen nauwelijks effectiever zijn dan neppillen, en sommigen hebben zelfs aangetoond dat ze minder effectief zijn dan neppillen." (Hamlyn Publishing Group, Ltd., p. 159-160). In zijn leerboek Electroconvulsive Therapy (Behandeling met electroschok), legt Richard Abrams, arts, Hoogleraar Psychiatrie bij de School voor Medicijnen in Chicago, V.S., uit waarom de in 1988 uitgegeven editie bijgesteld moest worden tegenover de editie van zes jaar eerder: "Tijdens deze zes jaren is de interesse in electroschok enorm toegenomen. … Wat is verantwoordelijk voor deze volte-face in de Amerikaanse psychiatrie? Teleurstelling in de antidepressiva, misschien. Er zijn geen gevonden die meer nut hebben dan imipramine [een tricyclische farmacum], nu meer dan 30 jaar oud, en meer recentelijk in gebruik genomen middelen zijn of minder effectief, of meer toxisch, of allebei." (Oxford Univ. Press, p. xi). In dit boek zegt Dr. Abrams "Ondanks de beweringen van de fabrikanten, is er geen noemenswaardige vooruitgang in de farmacologische behandeling van depressie geweest sinds die introductie van imipramine in 1958." (p. 7). In het voorwoord van zijn boek, zegt Max Fink, arts, hoogleraar psychiatrie bij de Staat Universiteit van New York bij Stony Brook, dat de reden voor het toenemen van electroschok (ECT) als "therapie" als een behandeling voor depressie, is wat hij noemt "Teleurstelling met de doeltreffendheid van psychofarmaca." (p. vii). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain (Psychofarmaca: een gevaar voor de hersenen) gepubliceerd in 1983, bevestigt de psychiater en arts Peter. R. Breggin: "De meest fundamentele stelling over de vaakst gebruikte antidepressiva is dat zij geen specifiek antidepressieve werking hebben. Net als de neuroleptica waar zij zo nauw aan verwant zijn, zijn ze zeer neurotoxisch en verzwakken ze de hersenen, en bereiken hun werking door het verstoren van normale hersenfunktie. … Alleen de 'klinische mening' van voorstanders van psychofarmaca ondersteunen enig antidepressieve werking. (Springer Pub. Co., pp. 160 & n184). In een artikel in het tijdschrift Newsweek van 7 februari, 1994, staat dat "Prozac…en zijn chemische neefjes Zoloft en Praxil niet meer werking hebben dan oudere behandelingen voor depressie." (p. 41). De meeste mensen die ik heb gesproken en die zogenaamde antidepressiva hebben gebruikt, inclusief Prozac, vertelde dat ze voor hun geen werking hadden. Dit werpt twijfel op de vaak gemaakte bewering dat 60% of meer van de mensen die z.g. antidepressiva gebruiken er baat bij hebben.
LITHIUM: Het wordt beweerd dat lithium helpt bij mensen wiens stemming herhaaldelijk wisselt van vreugde naar wanhoop en terug. Psychiaters noemen dit manisch-depressief of biopolaire buiaandoening. Lithium werd voor het eerst omschreven als een psychofarmacum in 1949 door de Australische psychiater John Cade. Volgens een leerboek van de psychiatrie, "Tijdens het uitvoeren van dierproeven merkte Cade dat de dieren van lithium lethargisch werden, dus kwam hij op het idee dit middel toe te dienen aan enkele drukke psychiatrische patiënten." Het leerboek omschrijft dit als "een keerpunt in de geschiedenis van psychofarmacologie." (Harold I Kaplan, arts, & Benjamin J. Sadock, arts, Clinical Psychiatry, Williams & Wilkins, 1988, pr. 342). Overigens, als men niet lethargisch wilt zijn, lijkt het gebruik van lithium weinig gunstig. Een voorstander van het gebruik van lithium als een psychiatrische behandeling geeft toe dat lithium veroorzaakt "een lichtelijk gedeprimeerd, in het algemeen lethargisch gevoel." Hij noemt het "de standaard lethargie" veroorzaakt door lithium. (Roger Williams, "A Hasty Decision? Coping in the Aftermath of a Manic-Depressive Episode," [Een overhaastig besluit? Leven met de nasleep van een manisch-depressieve episode] American Health magazine, [tijdschrift Amerikaanse gezondheid] oktober 1991, p. 20). In overeenkomst hiermee, kreeg een van mijn familieleden de diagnose manisch-depressief en werd lithium carbonaat voorgeschreven. Hij vertelde mij, jaren later, "Lithium isoleerde mij van de hoogtepunten maar niet van de dieptepunten." Het zou ons niet moeten verbazen dat een lethargie-inducerend middel zoals lithium deze werking heeft. Het is merkwaardig dat psychiaters soms beweren dat lithium depressieve gevoelens bestrijdt, terwijl lethargie-inducerende middelen zoals lithium (en zoals de meeste psychofarmaca) juist gevoelens van wanhoop en ongeluk bevorderen - ook al worden ze antidepressiva genoemd.
SEDATIEVEN: Bij deze categorie inbegrepen zijn Valium, Librium, Xanax, en Halcion (in Nederland veel gebruikt worden Seresta, Normison en vele andere dergelijke middelen). De artsen die ze voorschrijven zeggen dat ze een kalmerende, anti-angst, paniek-onderdrukkende werking hebben of nuttig zijn als slaapmiddelen. Een ieder die deze beweringen gelooft zou naar de dichtst bij zijnde bibliotheek moeten gaan en het artikel "High Anxiety" (Grote angst) lezen in het tijdschrift Consumer Reports (Consumenten verslagen) van januari 1993, of lees hoofdstuk 11 in Toxic Psychiatry (Toxische psychiatrie) (St. Martin's Press, 1991), door de psychiater Peter R. Breggin. Allebei beweren dat het omgekeerde eerder waar is. Zoals alle of bijna alle psychofarmaca, genezen de sedatieven niets, maar verzwakken zij enkel de hersenen. In een klinische proef, ontwikkelde 70% van de gebruikers van Halcion "verlies van geheugen, depressie en paranoia." ("Halcion fabrikant Upjohn Co. verdedigt controversiële slaapmiddel" Miami Herald, 17 december 1991, p. 13A). Volgens de Newsweek van 17 februari 1992, "Vier landen hebben het middel verboden." (p. 58). In zijn boek Toxic Psychiatry zegt Dr. Peter Breggin over de sedatieven, "Zoals bij de meeste psychofarmaca, leidt het gebruik van het middel op den duur to een toename van juist de symptomen die het was verondersteld te doen afnemen." (Idem, p. 246).
In tegenstelling tot de bewering dat sedatieven, neuroleptica en z.g. antidepressiva effectief zijn als slaapmiddelen, is hun werkelijke werking het blokkeren van echte slaap. Toen ik met een vriend die medicijnen studeerde een psychiatriecollege bijwoonde, vertelde de docent ons, "Onderzoek heeft aangetoond dat we niet hoeven te slapen, maar we moeten wel dromen." De droomfaze van het slapen is het belangrijke deel. De meeste psychofarmaca, inclusief die gepropageerd worden als zijnde slaapmiddelen of sedatieven, blokkeren deze belangrijke droomfaze van slapen, en bewerkstelligen een staat die op slaap lijkt, maar in feite een droomloos onbewustzijn is - niet slaap. M.a.w., slapen is een belangrijk geestelijke activiteit die met de meeste psychofarmaca belemmerd of gestopt wordt. Een gezondheidstijdschrift adviseert, "Neem slaapmiddelen nooit tenzij op voorschrift van een arts, en ook dan nooit langer dan tien achtereen volgende nachten. Afgezien dat ze hun werking verliezen en verslavend zijn, voorkomen slaapmiddelen de droomfaze van het slapen, het geen essentieel is voor geestelijke gezondheid." (Het tijdschrift Going Bonkers, eerste uitgave, p. 75). Proeven met normale mensen en slaap onthouding tonen aan dat gebrek aan slaap, wanneer voortdurend, leidt tot hallucinaties. (Maya Pines, The Brain Changers, Harcourt Brace Jovanovich, 1973, p. 105). Dus wat zou een van de logische gevolgen zijn van het gebruik van middelen die echte slaap blokkeren?
NEUROLEPTICA: Zo schadelijk als de z.g. antidepressiva, lithium, en de z.g. anti-angst middelen of sedatieven zijn, ze zijn nog lang niet zo schadelijk als de middelen die "antipsychotica" of "middelen tegen schizofrenie" of "neuroleptica" worden genoemd. Inbegrepen bij deze categorie zijn in Nederland Largactil, Haldol, Impromen, Leponex, Melleril , Semap, Orap, Dogmatil, Dipiperon, Zyprexa, Risperdal en vele andere. In termen van de psychologische werking veroorzaken deze middelen ellende - niet rust. Ze wissen lichamelijk en neurologisch een groot deel van de gebruiker zijn capaciteit om te denken en doen, zelfs bij de gewoonlijke doseringen. Door mensen hun functioneren te belemmeren is het mogelijk iedere vorm van denken of gedrag die de "therapeut" afkeurt te onderdrukken. Maar dit is eenvoudig mensen gehandicapt maken, niet therapie. Het middel belemmert tijdelijk of schaadt permanent de gewenste aspecten van de persoon z'n karakter met de ongewenste. Of en in hoe verre de handicap veroorzaakt door het middel kan terug gedraaid worden hangt af van hoe lang het middel is gebruikt and hoe groot de dosis. De z.g. antipsychotica/neuroleptica schaden de hersenen duidelijker, erger en meer permanent dan alle andere middelen die in de psychiatrie gebruikt worden. Joyce G. Small, arts, en Iver F. Small, arts, beiden hoogleraren in de psychiatrie bij de Universiteit van Indiana, V.S., leveren kritiek op psychiaters die gebruik maken van "psychoaktieve medicatie waarvan bekend is dat ze neurotoxische effecten hebben" en spreken van "de groeiende herkenning van langdurige, en soms onomkeerbare belemmeringen van hersenfunctie veroorzaakt door neuroleptica. In dit geval zijn de symptomen van hersenbeschadiging niet subtiel maar overduidelijk aan ieder die de persoon ziet!" (Behavioral and Brain Sciences, [Tijdschrift voor Gedrag en Hersenwetenschappen] voor Maart 1984, vol. 7, p.34). Volgens Conrad M. Swartz, arts en hoogleraar psychiatrie bij de School voor Medicijnen in Chicago, VS, "Alhoewel neuroleptica verlichting geven in psychotische angsten, hun sedatieve werking wist de fijne detailles van de persoonlijkheid uit, o.a. initiatief, emotionele reaktievermogen, enthousiasme, sexualiteit, alertheid, en inzicht. … Dit is nog boven op bijverschijnselen zoals onvrijwillige bewegingen die permanent kunnen zijn en dus een teken van hersenschade." (Behavioral and Brain Sciences, maart 1984, vol. 7, p. 37-38.) Een verslag in 1985 in de Mental and Physical Disability Law Reporter (tijdschrift voor wetten over geestelijke en lichamelijke handicaps) geeft aan dat rechtbanken in de V.S. uiteindelijk zijn gaan herkennen dat het onvrijwillig toedienen van z.g. neuroleptica/antipsychotica in strijd is met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting, "Omdat … antipsychotica kunnen serieus en zelfs permanent de capaciteit van een individu om te denken en te communiceren aantasten." ("Involuntary medication claims go forward" [onvrijwillige medicatie claims gaan verder], januari-februari 1985, p. 26, nadruk toegevoegd). In Molecules of the Mind: The Brave New Science of Molecular Psychology (Moleculen van de geest: de vernieuwende wetenschap van moleculaire psychologie), constateert de hoogleraar Jon Franklin, "Dit tijdperk kwam samen met een groeiend besef dat niet alleen dat de neuroleptica schizofrenie niet genezen - ze beschadigen zelfs de hersenen. Plotseling werden de psychiaters die ze gebruikte, al zoals hun patiënten op de rand van de maatschappij, verdacht van nazisme en erger." (Uitgeverij Dell, 1987, p. 103). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain (Psychofarmaca: gevaren voor de hersenen) stelt de psychiater Peter Breggin dat "de psychiatrie heeft een epidemie van neurologische ziekte op de wereld geworpen," die "bereikt een tot twee miljoen mensen per jaar." (pp. 109 & 108). In ernstige gevallen wordt hersenschade van neuroleptica gekenmerkt door abnormale lichaamsbewegingen genaamd tardieve dyskinesie. Overigens is tardieve dyskinesie enkel het topje van de ijsberg van door neurolepticum veroorzaakte hersenschade. Hogere geestelijke functies zijn meer kwetsbaar en worden belemmerd vóór de basisfuncties van de hersenen zoals motorische sturing. De hoogleraar psychiatrie Richard Abrams heeft bevestigd dat "Tardieve dyskinesie is nu gesignaleerd ook na korte periodes van behandeling met neuroleptica." (in: Benjamin B. Wolman (redacteur), The Therapist's Handbook: Treatment Methods of Mental Disorders [Handleiding voor de therapeut, behandelingsmethodes van geestelijke aandoeningen], Van Nostrand Reinhold, 1976, p. 25). In zijn boek The New Psychiatry, gepubliceerd in 1985, stelt de hoogleraar psychiatrie van de Universiteit van Columbia, V.S., Jerold S. Maxmen: "De beste manier om tardieve dyskinesie te voorkomen is om helemaal geen antipsychotica te gebruiken. Behalve in de behandeling van schizofrenie, is het gebruik er van nooit meer dan twee of drie maanden achter elkaar verantwoord. Het criminele is dat veel te veel patiënten antipsychotica worden toegediend zonder legitieme reden." (Mentor, pp. 155-156). In feite gaat Dr. Maxmen niet ver genoeg. Zijn voorstelling van de z.g. antipsychotica/neuroleptica als crimineel geldt voor alle mensen, met inbegrip van de genen die schizofreen worden genoemd, ook wanneer de middelen niet zo lang worden toegediend dat de veroorzaakte hersenschade zich vestigt als tardieve dyskinesie. De auteur van het voorwoord van een boek door vier artsen gepubliceerd in 1980, Tardive Dyskinesia: Research & Treatment (Tardieve Dyskinesie: onderzoek & behandeling) leverde commentaar als volgt: "In de late jaren '60 heb ik de literatuur over tardieve dyskinesie samen gevat… De meeste psychiaters negeerde het probleem geheel of trachtte vergeefs om te bewijzen dat deze abnormale bewegingen klinisch onbelangrijk waren of niets te maken hadden met de farmaceutisch therapie. Ondertussen kregen steeds meer patiënten te maken met tardieve dyskinesie, en de symptomen in die mensen die al leden aan deze aandoening werden erger. … er zijn weinig onderzoekers of clinici die nog twijfelen aan de iatrogene (veroorzaakt door artsen) eigenschap van tardieve dyskinesie. … Het blijkt dat hoe meer we leren over de toxische gevolgen van neuroleptica op het centrale zenuwstelsel, hoe meer we een dringende behoefte zien om onze huidige praktijken van farmacagebruik te wijzigen. Het is catastrofaal dat veel artsen door gaan met het voorschrijven van psychofarmaca in overdreven hoeveelheden, en dat veel psychiatrische inrichtingen nog geen beleid hebben ontwikkeld betreffende de beheersing en het voorkomen van tardieve dyskinesie. Als dit boek, dat de meningen van de deskundigen in dit vak weergeeft, een zetje kan geven tegen de laksheid van veel psychiaters, zal dat geen kleine prestatie zijn." (in: William E. Fann, arts, et al., Tardive Dyskinesia: Research & Treatment [Tardieve Dyskinesie: onderzoek & behandeling], SP Medical & Scientific). In Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain zegt de psychiater Peter Breggin: "De neuroleptica zijn zwaar toxische middelen: ze zijn giftig voor diverse lichaamsorganen. Ze zijn in het bijzonder zware neurotoxische middelen, en produceren vaak permanente schade aan de hersenen. …tardieve dyskinesie kan zich ontwikkelen ook na gebruik van korte duur en/of lage dosis… de dementie (verlies van hogere geestelijke functies) die samen met tardieve dyskinesie in treedt is meestal niet omkeerbaar. … Zelden heb ik mij meer verdrietig of verbijsterd gevoeld dan door het verzuim van de psychiatrie om te herkennen dat het onomkeerbare lobotomie-effecten veroorzaakt, zowel als psychose en dementie in miljoenen patiënten als gevolg van behandeling met neuroleptica." (pp. 70, 107, 135, 146).
De hoogleraar psychiatrie Richard Adams heeft opgemerkt dat "De tricyclische antidepressiva … zijn chemisch iets gewijzigde vormen van chlorpromazine and werden aangeprezen als eventuele neuroleptica." (B. Wolman, The Therapist's Handbook, p. 31). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain noemt Dr. Breggin de z.g. antidepressiva "vermomde neuroleptica." (p. 166). De psychiater Mark S. Gold heeft gezegd dat antidepressiva tardieve dyskinesie kunnen veroorzaken. (The Good News About Depression [het goede nieuws over depressie], Bantam, 1986, p. 259).
Waarom aanvaarden de z.g. patiënten dergelijke "geneesmiddelen"? Soms doen ze dat uit onwetendheid over de neurologische schade waar zij zichzelf aan onderwerpen door het advies van hun psychiater op te volgen betreffend "medicatie." Maar vaak, zo niet meestal, worden neuroleptica met dwang toegediend tegen de wil van de "patiënt." In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain zegt de psychiater Peter Breggin, " Telkens weer in mijn klinische ervaring ben ik getuige geweest dat patiënten tot extreme lijden en woede worden gedreven door met dwang neuroleptica toegediend te krijgen. … Het probleem is zo groot in het ziekenhuisroutine dat patiënten de middelen pas slikken wanneer er gedreigd wordt de middelen onder dwang in de spier te injecteren." (p. 45). Niet alleen is dit een vorm van tirannie, maar het toedienen onder dwang van een psychofarmacum kan vergeleken worden, lichamelijk en moreel, met verkrachting. Vergelijk sexuele verkrachting en het onder dwang toedienen van een psychofarmacum door middel van injectie in de bil, het geen het deel van het lichaam is waar de injectie meestal wordt toegediend. In zowel verkrachting als onvrijwillige injectie van een psychofarmacum is er een element van dwang. In beide gevallen wordt de broek van de slachtoffer naar beneden getrokken. In beide gevallen wordt een buis in het lichaam van de slachtoffer gebracht tegen haar (of zijn) wil. In het geval van sexuele verkrachting is die buis een penis. In het geval van wat men zou kunnen noemen psychiatrische verkrachting is die buis een injectienaald. In beide gevallen wordt een vloeistof in het lichaam van de slachtoffer gebracht tegen haar of zijn wil. In beide gevallen is het in (of dichtbij) de derrière. In het geval van sexuele verkrachting is de vloeistof sperma. In het geval van psychiatrische verkrachting is de vloeistof Haldol of een dergelijke hersens-belemmerend middel. Het feit van de schending van het lichaam komt overeen, zo niet (voor redenen die ik zal uitleggen) erger in het geval van psychiatrische verkrachting. Zo ook is het gevoel van verschrikking bij beide vormen van mishandeling. (Slachtoffers van onvrijwillige electroschok voelen zich normaal gesproken ook zo.) Zoals de hoogleraar psychiatrie Thomas Szasz eens zei, "Geweld is geweld, ongeacht of het psychiatrische ziekte genoemd wordt of psychiatrisch behandeling." Sommige mensen die niet in een "ziekenhuis" zijn opgenomen, d.w.z. die niet in gevangenschap zijn, worden gedwongen zich om de twee weken bij een arts te melden voor een depotmiddel onder bedreiging van hechtenis ("opname") en dwangbehandeling met het middel indien ze niet gehoorzamen.
Waarom is psychiatrische verkrachting erger dan sexuele verkrachting? Zoals de hersenschirurg I.S. Cooper zei in zijn autobiografie: "Het zijn je hersenen die zien, voelen, denken, opdragen, reageren. Je bent je hersenen. Ze zijn jou. Getransporteerd in een andere drager, een ander lichaam, zouden jou hersenen die ander voorzien van jouw herinneringen, jouw gedachten, jouw emoties. Het zou jou nog steeds zijn. Het nieuwe lichaam zouw jou huls zijn. Het zou jou rond dragen. Jouw hersenen zijn jij." (The Vital Probe: My Life as a Brain Surgeon [Het levenskrachtige onderzoek, mijn leven als een hersenschirurg], W.W. Norton & Co., 1982, p. 50, nadruk aanwezig bij het origineel). Het meest essentiële en meest intieme deel van jou is niet tussen je benen maar tussen je oren. Een aanval op je hersenen zoals het onvrijwillig toedienen van een behandeling die de hersenen belemmert of schaadt (zoals een psychofarmacum of electroschok of lobotomie) is een meer intieme, en moreel gesproken meer verschrikkelijke misdaad, dan sexuele verkrachting. Psychiatrische verkrachting is ook om een andere reden in morele zin meer verwerpelijk dan sexuele verkrachting. De onvrijwillige toediening van biologische "therapieën" in de psychiatrie veroorzaakt permanente belemmering van hersenfunctie. In tegenstelling, zijn vrouwen na sexuele verkrachting meestal nog geheel sexueel functioneel. Zij lopen psychische schade op, maar dat gebeurt ook bij de slachtoffers van psychiatrische mishandeling. Ik hoop dat men niet zal misverstaan dat ik de trauma of verwerpelijkheid van sexuele verkrachting zou bagatellizeren als ik er op wijs dat ik slachtoffers van sexuele verkrachting heb bijgestaan in mijn advocatenpraktijk, en dat ieder van de half dozijn of zo vrouwen die ik heb gekend die sexueel zijn verkracht daarna schijnbaar normale sexuele relaties hebben onderhouden, en meestal zijn gehuwd en gezinnen hebben gesticht. Daar in tegen, de hersenen van mensen die onderworpen zijn aan psychiatrische mishandeling zijn vaak niet meer geheel functioneel vanwege de lichamelijke, biologische schade veroorzaakt door de "behandeling." In 1990 zei de psychoanalyst Dr. Jeffrey Masson op een TV praatshow dat hij hoopt dat de genen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke "therapieën" ooit terecht zullen gesteld worden zoals bij de "Nürnburg processen." (Geraldo, Nov. 30, 1990).
Deze zelfde hersensschadende (z.g.) antipsychotische/neuroleptische middelen worden regelmatige toegediend - onvrijwillig - aan geestelijk gezonde ouderen in verzorgingstehuizen in de V.S. Volgens een artikel in de september/oktober 1991 uitgave van het tijdschrift In-Health, "In verzorgingstehuizen worden antipsychotica gebruikt bij tussen 21 tot 44 percent van de opgenomen ouderen… de helft van de voorgeschreven antipsychotica voor bewoners van verzorgingstehuizen konden niet uitgelegd worden aan de hand van de diagnosen in de patiëntendossiers. Onderzoekers vermoeden dat dergelijke middelen veelvuldig worden gebruikt door dergelijke inrichtingen als chemische dwangbuizen - een middel om lastige patiënten in toom te houden." (p. 28). Ik ken twee voorbeelden van zwakke oude mannen in verzorgingstehuizen die nauwelijks uit hun rolstoelen konden komen, waaraan neuroleptische/antipsychotische middelen waren toegediend. De ene had geklaagd omdat hij aan zijn rolstoel werd gebonden om te voorkomen dat hij zou proberen te lopen met zijn wandelstok. De ander werd 's nachts aan zijn bed gebonden om te voorkomen dat hij zou op staan en mogelijk vallen wanneer hij naar het toilet ging, waardoor hij zijn ontlasting in zijn bed moest doen. Allebei waren zo lichamelijk gehandicapt dat ze geen enkel gevaar konden zijn voor een ander. Maar allebei durfden bitter te klagen dat zij mishandeld werden. In beide gevallen heeft het personeel van de verzorgingstehuizen gereageerd op deze klachten door te injecteren met Haldol - deze mannen geestelijk te handicappen, waardoor het onmogelijk voor hen werd om te klagen.
[Van de vertaler: in Nederland is het beeld niet anders. Onze eigen Ivan Wolffers, arts en hoogleraar, schrijft in het Nederlands: "Bij een onderzoek in een verpleeghuis in Breda bleek dat aan verzorgingsbehoeftige bewoners tweemaal zoveel antipsychotica worden voorgeschreven als aan bewoners van dat tehuis die geen verzorging nodig hebben. Ook dat onderzoeksresultaat laat ons zien dat antipsychotica voor een groot deel worden gegeven voor het gemak van het personeel. Is dat juist ten opzichte van de verzorgingsbehoeftige? Bij dat onderzoek bleek overigens ook dat het gebruik van antipsychotica in 1985 en 1986 gestegen was ten gevolge van de bezuinigingen en het daarmee samenhangende personeelstekort." (Wolffers, Ivan, "Medicijnen", Uitgeverij Contact, Amsterdam, 1997, p. 312)]
Onderzoeken die aanwijzen dat psychofarmaca helpen zijn van verdachte geloofwaardigheid vanwege de vooroordelen van deskundigen. Alle of bijna alle psychofarmaca zijn neurotoxisch, en om deze reden veroorzaken zij symptomen en problemen zoals droge mond, verstoorde visus, een licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, traagheid, moeilijkheid met denken, onregelmatigheden van de menses, urineretentie, hartkloppingen en andere gevolgen van neurologische dysfunctie. Psychiaters noemen dit bedrieglijk "bijverschijnselen," alhoewel ze de enige echte effecten zijn van de hedendaagse psychofarmaca. Neppillen (suikerpillen) veroorzaken deze problemen niet. Gezien deze symptomen (of hun afwezigheid) opvallen aan de psychiaters die z.g. dubbelblinde onderzoeken evalueren, zijn de onderzoeken niet echt dubbelblind, dus is het onmogelijk om echt onbevooroordeeld psychofarmaca te evalueren. Vanwege de vooroordelen van de deskundigen geven de uitkomsten van het onderzoek een vals beeld.
Ondanks diverse niet bevestigde theorieën en beweringen, weten psychiaters niet hoe de psychofarmaca die zij voorschrijven biologisch "werken." In de woorden van de hoogleraar psychiatrie van de Universiteit van Columbia, Dr. Jerold S. Maxmen, "Hoe psychofarmaca werken is niet duidelijk." (De New Psychiatrist, Mentor, 1985, p.143). De ervaring leert dat het effect van alle hedendaagse veel gebruikte psychofarmaca is om de hersenen te belemmeren in het algemeen. Geen van de hedendaagse psychofarmaca heeft de capaciteit specifiek van invloed te zijn (b.v. op depressie, angst of psychose) zoals gewoonlijk wordt beweerd.
Het gebruik van een psychofarmacum wordt vaak vergeleken met het gebruik van insuline bij diabetes. Alhoewel psychofarmaca continu gebruikt worden, zoals insuline, is het een absurde vergelijking. Diabetes is een ziekte met een bekende lichamelijke oorzaak. Een lichamelijke oorzaak is voor geen van de z.g. geestelijke ziekten ooit gevonden. De werking van insuline is bekend: Het is een hormoon die cellen laat glucose (suiker) in het dieet opnemen. Daarentegen, de werking van psychofarmaca is onbekend - alhoewel zelfs voorstanders van psychofarmaca met de critici postuleren dat ze de normale hersenfunctie tegenhouden door neuroreceptoren in de hersenen te blokkeren. Als deze theorie juist is, is er nóg een tegenstelling tussen insuline en psychofarmaca: Insuline herstelt een normale biologisch functie, nl. normale glucose (of suiker) metabolisme. Psychofarmaca verstoren een normale biologisch functie, nl. normale neuroreceptor functie. Insuline is een hormoon dat natuurlijk aanwezig is in het lichaam. Psychofarmaca zijn niet normaal gesproken aanwezig in het lichaam. Insuline verleent aan het lichaam van de diabeet een capaciteit die het niet zou hebben bij afwezigheid van insuline, nl. het vermogen om suiker uit het dieet normaal te metabolizeren. Psychofarmaca hebben een omgekeerd effect: Ze verwijderen (geestelijke) capaciteiten die de persoon zou hebben in de afwezigheid van de middelen. Insuline is van invloed op het lichaam liever dan de geest. Psychofarmaca belemmeren de hersenen en dus de geest, de geest zijnde de essentie van de ware zelf.
DE AUTEUR, Lawrence Stevens, is een advocaat die in zijn praktijk veel "patiënten" heeft gehad. Op zijn pamfletten gelden geen auteursrechten. U wordt uitgenodigd kopieën te maken en te verspreiden aan een ieder die u denkt er profijt bij te hebben.
Geneesmiddelen of kwakzalverij?
Door Lawrence Stevens, Advocaat
Vertaald uit het Engels
Psychofarmaca zijn waardeloos, en de meeste zijn schadelijk. Velen veroorzaken blijvende hersenschade met de gewoonlijk voorgeschreven doseringen. Psychofarmaca en het beroep dat ze propageert zijn gevaarlijk voor uw gezondheid.
"ANTIDEPRESSIVA": The Comprehensive Textbook of Psychiatry/IV (Het omvattend leerboek van de psychiatrie, deel IV) gepubliceerd in 1985, zegt "De tricyclische type farmaca zijn de meest effectieve soort antidepressiva." (Williams & Wilkins, p. 1520). Maar in zijn boek, Overcoming Depression (Het beheersen van depressie) gepubliceerd in 1981 zegt Dr. Andrew Stanway, een Britse arts, "Als antidepressiva werkelijk zo effectief waren als wordt beweerd, dan zouden ziekenhuisopnames sterk zijn verminderd tijdens de twintig jaar dat zij beschikbaar zijn. Helaas, dit is niet gebeurd. … Vele onderzoeken hebben aangetoond dat de tricyclische middelen nauwelijks effectiever zijn dan neppillen, en sommigen hebben zelfs aangetoond dat ze minder effectief zijn dan neppillen." (Hamlyn Publishing Group, Ltd., p. 159-160). In zijn leerboek Electroconvulsive Therapy (Behandeling met electroschok), legt Richard Abrams, arts, Hoogleraar Psychiatrie bij de School voor Medicijnen in Chicago, V.S., uit waarom de in 1988 uitgegeven editie bijgesteld moest worden tegenover de editie van zes jaar eerder: "Tijdens deze zes jaren is de interesse in electroschok enorm toegenomen. … Wat is verantwoordelijk voor deze volte-face in de Amerikaanse psychiatrie? Teleurstelling in de antidepressiva, misschien. Er zijn geen gevonden die meer nut hebben dan imipramine [een tricyclische farmacum], nu meer dan 30 jaar oud, en meer recentelijk in gebruik genomen middelen zijn of minder effectief, of meer toxisch, of allebei." (Oxford Univ. Press, p. xi). In dit boek zegt Dr. Abrams "Ondanks de beweringen van de fabrikanten, is er geen noemenswaardige vooruitgang in de farmacologische behandeling van depressie geweest sinds die introductie van imipramine in 1958." (p. 7). In het voorwoord van zijn boek, zegt Max Fink, arts, hoogleraar psychiatrie bij de Staat Universiteit van New York bij Stony Brook, dat de reden voor het toenemen van electroschok (ECT) als "therapie" als een behandeling voor depressie, is wat hij noemt "Teleurstelling met de doeltreffendheid van psychofarmaca." (p. vii). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain (Psychofarmaca: een gevaar voor de hersenen) gepubliceerd in 1983, bevestigt de psychiater en arts Peter. R. Breggin: "De meest fundamentele stelling over de vaakst gebruikte antidepressiva is dat zij geen specifiek antidepressieve werking hebben. Net als de neuroleptica waar zij zo nauw aan verwant zijn, zijn ze zeer neurotoxisch en verzwakken ze de hersenen, en bereiken hun werking door het verstoren van normale hersenfunktie. … Alleen de 'klinische mening' van voorstanders van psychofarmaca ondersteunen enig antidepressieve werking. (Springer Pub. Co., pp. 160 & n184). In een artikel in het tijdschrift Newsweek van 7 februari, 1994, staat dat "Prozac…en zijn chemische neefjes Zoloft en Praxil niet meer werking hebben dan oudere behandelingen voor depressie." (p. 41). De meeste mensen die ik heb gesproken en die zogenaamde antidepressiva hebben gebruikt, inclusief Prozac, vertelde dat ze voor hun geen werking hadden. Dit werpt twijfel op de vaak gemaakte bewering dat 60% of meer van de mensen die z.g. antidepressiva gebruiken er baat bij hebben.
LITHIUM: Het wordt beweerd dat lithium helpt bij mensen wiens stemming herhaaldelijk wisselt van vreugde naar wanhoop en terug. Psychiaters noemen dit manisch-depressief of biopolaire buiaandoening. Lithium werd voor het eerst omschreven als een psychofarmacum in 1949 door de Australische psychiater John Cade. Volgens een leerboek van de psychiatrie, "Tijdens het uitvoeren van dierproeven merkte Cade dat de dieren van lithium lethargisch werden, dus kwam hij op het idee dit middel toe te dienen aan enkele drukke psychiatrische patiënten." Het leerboek omschrijft dit als "een keerpunt in de geschiedenis van psychofarmacologie." (Harold I Kaplan, arts, & Benjamin J. Sadock, arts, Clinical Psychiatry, Williams & Wilkins, 1988, pr. 342). Overigens, als men niet lethargisch wilt zijn, lijkt het gebruik van lithium weinig gunstig. Een voorstander van het gebruik van lithium als een psychiatrische behandeling geeft toe dat lithium veroorzaakt "een lichtelijk gedeprimeerd, in het algemeen lethargisch gevoel." Hij noemt het "de standaard lethargie" veroorzaakt door lithium. (Roger Williams, "A Hasty Decision? Coping in the Aftermath of a Manic-Depressive Episode," [Een overhaastig besluit? Leven met de nasleep van een manisch-depressieve episode] American Health magazine, [tijdschrift Amerikaanse gezondheid] oktober 1991, p. 20). In overeenkomst hiermee, kreeg een van mijn familieleden de diagnose manisch-depressief en werd lithium carbonaat voorgeschreven. Hij vertelde mij, jaren later, "Lithium isoleerde mij van de hoogtepunten maar niet van de dieptepunten." Het zou ons niet moeten verbazen dat een lethargie-inducerend middel zoals lithium deze werking heeft. Het is merkwaardig dat psychiaters soms beweren dat lithium depressieve gevoelens bestrijdt, terwijl lethargie-inducerende middelen zoals lithium (en zoals de meeste psychofarmaca) juist gevoelens van wanhoop en ongeluk bevorderen - ook al worden ze antidepressiva genoemd.
SEDATIEVEN: Bij deze categorie inbegrepen zijn Valium, Librium, Xanax, en Halcion (in Nederland veel gebruikt worden Seresta, Normison en vele andere dergelijke middelen). De artsen die ze voorschrijven zeggen dat ze een kalmerende, anti-angst, paniek-onderdrukkende werking hebben of nuttig zijn als slaapmiddelen. Een ieder die deze beweringen gelooft zou naar de dichtst bij zijnde bibliotheek moeten gaan en het artikel "High Anxiety" (Grote angst) lezen in het tijdschrift Consumer Reports (Consumenten verslagen) van januari 1993, of lees hoofdstuk 11 in Toxic Psychiatry (Toxische psychiatrie) (St. Martin's Press, 1991), door de psychiater Peter R. Breggin. Allebei beweren dat het omgekeerde eerder waar is. Zoals alle of bijna alle psychofarmaca, genezen de sedatieven niets, maar verzwakken zij enkel de hersenen. In een klinische proef, ontwikkelde 70% van de gebruikers van Halcion "verlies van geheugen, depressie en paranoia." ("Halcion fabrikant Upjohn Co. verdedigt controversiële slaapmiddel" Miami Herald, 17 december 1991, p. 13A). Volgens de Newsweek van 17 februari 1992, "Vier landen hebben het middel verboden." (p. 58). In zijn boek Toxic Psychiatry zegt Dr. Peter Breggin over de sedatieven, "Zoals bij de meeste psychofarmaca, leidt het gebruik van het middel op den duur to een toename van juist de symptomen die het was verondersteld te doen afnemen." (Idem, p. 246).
In tegenstelling tot de bewering dat sedatieven, neuroleptica en z.g. antidepressiva effectief zijn als slaapmiddelen, is hun werkelijke werking het blokkeren van echte slaap. Toen ik met een vriend die medicijnen studeerde een psychiatriecollege bijwoonde, vertelde de docent ons, "Onderzoek heeft aangetoond dat we niet hoeven te slapen, maar we moeten wel dromen." De droomfaze van het slapen is het belangrijke deel. De meeste psychofarmaca, inclusief die gepropageerd worden als zijnde slaapmiddelen of sedatieven, blokkeren deze belangrijke droomfaze van slapen, en bewerkstelligen een staat die op slaap lijkt, maar in feite een droomloos onbewustzijn is - niet slaap. M.a.w., slapen is een belangrijk geestelijke activiteit die met de meeste psychofarmaca belemmerd of gestopt wordt. Een gezondheidstijdschrift adviseert, "Neem slaapmiddelen nooit tenzij op voorschrift van een arts, en ook dan nooit langer dan tien achtereen volgende nachten. Afgezien dat ze hun werking verliezen en verslavend zijn, voorkomen slaapmiddelen de droomfaze van het slapen, het geen essentieel is voor geestelijke gezondheid." (Het tijdschrift Going Bonkers, eerste uitgave, p. 75). Proeven met normale mensen en slaap onthouding tonen aan dat gebrek aan slaap, wanneer voortdurend, leidt tot hallucinaties. (Maya Pines, The Brain Changers, Harcourt Brace Jovanovich, 1973, p. 105). Dus wat zou een van de logische gevolgen zijn van het gebruik van middelen die echte slaap blokkeren?
NEUROLEPTICA: Zo schadelijk als de z.g. antidepressiva, lithium, en de z.g. anti-angst middelen of sedatieven zijn, ze zijn nog lang niet zo schadelijk als de middelen die "antipsychotica" of "middelen tegen schizofrenie" of "neuroleptica" worden genoemd. Inbegrepen bij deze categorie zijn in Nederland Largactil, Haldol, Impromen, Leponex, Melleril , Semap, Orap, Dogmatil, Dipiperon, Zyprexa, Risperdal en vele andere. In termen van de psychologische werking veroorzaken deze middelen ellende - niet rust. Ze wissen lichamelijk en neurologisch een groot deel van de gebruiker zijn capaciteit om te denken en doen, zelfs bij de gewoonlijke doseringen. Door mensen hun functioneren te belemmeren is het mogelijk iedere vorm van denken of gedrag die de "therapeut" afkeurt te onderdrukken. Maar dit is eenvoudig mensen gehandicapt maken, niet therapie. Het middel belemmert tijdelijk of schaadt permanent de gewenste aspecten van de persoon z'n karakter met de ongewenste. Of en in hoe verre de handicap veroorzaakt door het middel kan terug gedraaid worden hangt af van hoe lang het middel is gebruikt and hoe groot de dosis. De z.g. antipsychotica/neuroleptica schaden de hersenen duidelijker, erger en meer permanent dan alle andere middelen die in de psychiatrie gebruikt worden. Joyce G. Small, arts, en Iver F. Small, arts, beiden hoogleraren in de psychiatrie bij de Universiteit van Indiana, V.S., leveren kritiek op psychiaters die gebruik maken van "psychoaktieve medicatie waarvan bekend is dat ze neurotoxische effecten hebben" en spreken van "de groeiende herkenning van langdurige, en soms onomkeerbare belemmeringen van hersenfunctie veroorzaakt door neuroleptica. In dit geval zijn de symptomen van hersenbeschadiging niet subtiel maar overduidelijk aan ieder die de persoon ziet!" (Behavioral and Brain Sciences, [Tijdschrift voor Gedrag en Hersenwetenschappen] voor Maart 1984, vol. 7, p.34). Volgens Conrad M. Swartz, arts en hoogleraar psychiatrie bij de School voor Medicijnen in Chicago, VS, "Alhoewel neuroleptica verlichting geven in psychotische angsten, hun sedatieve werking wist de fijne detailles van de persoonlijkheid uit, o.a. initiatief, emotionele reaktievermogen, enthousiasme, sexualiteit, alertheid, en inzicht. … Dit is nog boven op bijverschijnselen zoals onvrijwillige bewegingen die permanent kunnen zijn en dus een teken van hersenschade." (Behavioral and Brain Sciences, maart 1984, vol. 7, p. 37-38.) Een verslag in 1985 in de Mental and Physical Disability Law Reporter (tijdschrift voor wetten over geestelijke en lichamelijke handicaps) geeft aan dat rechtbanken in de V.S. uiteindelijk zijn gaan herkennen dat het onvrijwillig toedienen van z.g. neuroleptica/antipsychotica in strijd is met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting, "Omdat … antipsychotica kunnen serieus en zelfs permanent de capaciteit van een individu om te denken en te communiceren aantasten." ("Involuntary medication claims go forward" [onvrijwillige medicatie claims gaan verder], januari-februari 1985, p. 26, nadruk toegevoegd). In Molecules of the Mind: The Brave New Science of Molecular Psychology (Moleculen van de geest: de vernieuwende wetenschap van moleculaire psychologie), constateert de hoogleraar Jon Franklin, "Dit tijdperk kwam samen met een groeiend besef dat niet alleen dat de neuroleptica schizofrenie niet genezen - ze beschadigen zelfs de hersenen. Plotseling werden de psychiaters die ze gebruikte, al zoals hun patiënten op de rand van de maatschappij, verdacht van nazisme en erger." (Uitgeverij Dell, 1987, p. 103). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain (Psychofarmaca: gevaren voor de hersenen) stelt de psychiater Peter Breggin dat "de psychiatrie heeft een epidemie van neurologische ziekte op de wereld geworpen," die "bereikt een tot twee miljoen mensen per jaar." (pp. 109 & 108). In ernstige gevallen wordt hersenschade van neuroleptica gekenmerkt door abnormale lichaamsbewegingen genaamd tardieve dyskinesie. Overigens is tardieve dyskinesie enkel het topje van de ijsberg van door neurolepticum veroorzaakte hersenschade. Hogere geestelijke functies zijn meer kwetsbaar en worden belemmerd vóór de basisfuncties van de hersenen zoals motorische sturing. De hoogleraar psychiatrie Richard Abrams heeft bevestigd dat "Tardieve dyskinesie is nu gesignaleerd ook na korte periodes van behandeling met neuroleptica." (in: Benjamin B. Wolman (redacteur), The Therapist's Handbook: Treatment Methods of Mental Disorders [Handleiding voor de therapeut, behandelingsmethodes van geestelijke aandoeningen], Van Nostrand Reinhold, 1976, p. 25). In zijn boek The New Psychiatry, gepubliceerd in 1985, stelt de hoogleraar psychiatrie van de Universiteit van Columbia, V.S., Jerold S. Maxmen: "De beste manier om tardieve dyskinesie te voorkomen is om helemaal geen antipsychotica te gebruiken. Behalve in de behandeling van schizofrenie, is het gebruik er van nooit meer dan twee of drie maanden achter elkaar verantwoord. Het criminele is dat veel te veel patiënten antipsychotica worden toegediend zonder legitieme reden." (Mentor, pp. 155-156). In feite gaat Dr. Maxmen niet ver genoeg. Zijn voorstelling van de z.g. antipsychotica/neuroleptica als crimineel geldt voor alle mensen, met inbegrip van de genen die schizofreen worden genoemd, ook wanneer de middelen niet zo lang worden toegediend dat de veroorzaakte hersenschade zich vestigt als tardieve dyskinesie. De auteur van het voorwoord van een boek door vier artsen gepubliceerd in 1980, Tardive Dyskinesia: Research & Treatment (Tardieve Dyskinesie: onderzoek & behandeling) leverde commentaar als volgt: "In de late jaren '60 heb ik de literatuur over tardieve dyskinesie samen gevat… De meeste psychiaters negeerde het probleem geheel of trachtte vergeefs om te bewijzen dat deze abnormale bewegingen klinisch onbelangrijk waren of niets te maken hadden met de farmaceutisch therapie. Ondertussen kregen steeds meer patiënten te maken met tardieve dyskinesie, en de symptomen in die mensen die al leden aan deze aandoening werden erger. … er zijn weinig onderzoekers of clinici die nog twijfelen aan de iatrogene (veroorzaakt door artsen) eigenschap van tardieve dyskinesie. … Het blijkt dat hoe meer we leren over de toxische gevolgen van neuroleptica op het centrale zenuwstelsel, hoe meer we een dringende behoefte zien om onze huidige praktijken van farmacagebruik te wijzigen. Het is catastrofaal dat veel artsen door gaan met het voorschrijven van psychofarmaca in overdreven hoeveelheden, en dat veel psychiatrische inrichtingen nog geen beleid hebben ontwikkeld betreffende de beheersing en het voorkomen van tardieve dyskinesie. Als dit boek, dat de meningen van de deskundigen in dit vak weergeeft, een zetje kan geven tegen de laksheid van veel psychiaters, zal dat geen kleine prestatie zijn." (in: William E. Fann, arts, et al., Tardive Dyskinesia: Research & Treatment [Tardieve Dyskinesie: onderzoek & behandeling], SP Medical & Scientific). In Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain zegt de psychiater Peter Breggin: "De neuroleptica zijn zwaar toxische middelen: ze zijn giftig voor diverse lichaamsorganen. Ze zijn in het bijzonder zware neurotoxische middelen, en produceren vaak permanente schade aan de hersenen. …tardieve dyskinesie kan zich ontwikkelen ook na gebruik van korte duur en/of lage dosis… de dementie (verlies van hogere geestelijke functies) die samen met tardieve dyskinesie in treedt is meestal niet omkeerbaar. … Zelden heb ik mij meer verdrietig of verbijsterd gevoeld dan door het verzuim van de psychiatrie om te herkennen dat het onomkeerbare lobotomie-effecten veroorzaakt, zowel als psychose en dementie in miljoenen patiënten als gevolg van behandeling met neuroleptica." (pp. 70, 107, 135, 146).
De hoogleraar psychiatrie Richard Adams heeft opgemerkt dat "De tricyclische antidepressiva … zijn chemisch iets gewijzigde vormen van chlorpromazine and werden aangeprezen als eventuele neuroleptica." (B. Wolman, The Therapist's Handbook, p. 31). In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain noemt Dr. Breggin de z.g. antidepressiva "vermomde neuroleptica." (p. 166). De psychiater Mark S. Gold heeft gezegd dat antidepressiva tardieve dyskinesie kunnen veroorzaken. (The Good News About Depression [het goede nieuws over depressie], Bantam, 1986, p. 259).
Waarom aanvaarden de z.g. patiënten dergelijke "geneesmiddelen"? Soms doen ze dat uit onwetendheid over de neurologische schade waar zij zichzelf aan onderwerpen door het advies van hun psychiater op te volgen betreffend "medicatie." Maar vaak, zo niet meestal, worden neuroleptica met dwang toegediend tegen de wil van de "patiënt." In zijn boek Psychiatric Drugs: Hazards to the Brain zegt de psychiater Peter Breggin, " Telkens weer in mijn klinische ervaring ben ik getuige geweest dat patiënten tot extreme lijden en woede worden gedreven door met dwang neuroleptica toegediend te krijgen. … Het probleem is zo groot in het ziekenhuisroutine dat patiënten de middelen pas slikken wanneer er gedreigd wordt de middelen onder dwang in de spier te injecteren." (p. 45). Niet alleen is dit een vorm van tirannie, maar het toedienen onder dwang van een psychofarmacum kan vergeleken worden, lichamelijk en moreel, met verkrachting. Vergelijk sexuele verkrachting en het onder dwang toedienen van een psychofarmacum door middel van injectie in de bil, het geen het deel van het lichaam is waar de injectie meestal wordt toegediend. In zowel verkrachting als onvrijwillige injectie van een psychofarmacum is er een element van dwang. In beide gevallen wordt de broek van de slachtoffer naar beneden getrokken. In beide gevallen wordt een buis in het lichaam van de slachtoffer gebracht tegen haar (of zijn) wil. In het geval van sexuele verkrachting is die buis een penis. In het geval van wat men zou kunnen noemen psychiatrische verkrachting is die buis een injectienaald. In beide gevallen wordt een vloeistof in het lichaam van de slachtoffer gebracht tegen haar of zijn wil. In beide gevallen is het in (of dichtbij) de derrière. In het geval van sexuele verkrachting is de vloeistof sperma. In het geval van psychiatrische verkrachting is de vloeistof Haldol of een dergelijke hersens-belemmerend middel. Het feit van de schending van het lichaam komt overeen, zo niet (voor redenen die ik zal uitleggen) erger in het geval van psychiatrische verkrachting. Zo ook is het gevoel van verschrikking bij beide vormen van mishandeling. (Slachtoffers van onvrijwillige electroschok voelen zich normaal gesproken ook zo.) Zoals de hoogleraar psychiatrie Thomas Szasz eens zei, "Geweld is geweld, ongeacht of het psychiatrische ziekte genoemd wordt of psychiatrisch behandeling." Sommige mensen die niet in een "ziekenhuis" zijn opgenomen, d.w.z. die niet in gevangenschap zijn, worden gedwongen zich om de twee weken bij een arts te melden voor een depotmiddel onder bedreiging van hechtenis ("opname") en dwangbehandeling met het middel indien ze niet gehoorzamen.
Waarom is psychiatrische verkrachting erger dan sexuele verkrachting? Zoals de hersenschirurg I.S. Cooper zei in zijn autobiografie: "Het zijn je hersenen die zien, voelen, denken, opdragen, reageren. Je bent je hersenen. Ze zijn jou. Getransporteerd in een andere drager, een ander lichaam, zouden jou hersenen die ander voorzien van jouw herinneringen, jouw gedachten, jouw emoties. Het zou jou nog steeds zijn. Het nieuwe lichaam zouw jou huls zijn. Het zou jou rond dragen. Jouw hersenen zijn jij." (The Vital Probe: My Life as a Brain Surgeon [Het levenskrachtige onderzoek, mijn leven als een hersenschirurg], W.W. Norton & Co., 1982, p. 50, nadruk aanwezig bij het origineel). Het meest essentiële en meest intieme deel van jou is niet tussen je benen maar tussen je oren. Een aanval op je hersenen zoals het onvrijwillig toedienen van een behandeling die de hersenen belemmert of schaadt (zoals een psychofarmacum of electroschok of lobotomie) is een meer intieme, en moreel gesproken meer verschrikkelijke misdaad, dan sexuele verkrachting. Psychiatrische verkrachting is ook om een andere reden in morele zin meer verwerpelijk dan sexuele verkrachting. De onvrijwillige toediening van biologische "therapieën" in de psychiatrie veroorzaakt permanente belemmering van hersenfunctie. In tegenstelling, zijn vrouwen na sexuele verkrachting meestal nog geheel sexueel functioneel. Zij lopen psychische schade op, maar dat gebeurt ook bij de slachtoffers van psychiatrische mishandeling. Ik hoop dat men niet zal misverstaan dat ik de trauma of verwerpelijkheid van sexuele verkrachting zou bagatellizeren als ik er op wijs dat ik slachtoffers van sexuele verkrachting heb bijgestaan in mijn advocatenpraktijk, en dat ieder van de half dozijn of zo vrouwen die ik heb gekend die sexueel zijn verkracht daarna schijnbaar normale sexuele relaties hebben onderhouden, en meestal zijn gehuwd en gezinnen hebben gesticht. Daar in tegen, de hersenen van mensen die onderworpen zijn aan psychiatrische mishandeling zijn vaak niet meer geheel functioneel vanwege de lichamelijke, biologische schade veroorzaakt door de "behandeling." In 1990 zei de psychoanalyst Dr. Jeffrey Masson op een TV praatshow dat hij hoopt dat de genen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke "therapieën" ooit terecht zullen gesteld worden zoals bij de "Nürnburg processen." (Geraldo, Nov. 30, 1990).
Deze zelfde hersensschadende (z.g.) antipsychotische/neuroleptische middelen worden regelmatige toegediend - onvrijwillig - aan geestelijk gezonde ouderen in verzorgingstehuizen in de V.S. Volgens een artikel in de september/oktober 1991 uitgave van het tijdschrift In-Health, "In verzorgingstehuizen worden antipsychotica gebruikt bij tussen 21 tot 44 percent van de opgenomen ouderen… de helft van de voorgeschreven antipsychotica voor bewoners van verzorgingstehuizen konden niet uitgelegd worden aan de hand van de diagnosen in de patiëntendossiers. Onderzoekers vermoeden dat dergelijke middelen veelvuldig worden gebruikt door dergelijke inrichtingen als chemische dwangbuizen - een middel om lastige patiënten in toom te houden." (p. 28). Ik ken twee voorbeelden van zwakke oude mannen in verzorgingstehuizen die nauwelijks uit hun rolstoelen konden komen, waaraan neuroleptische/antipsychotische middelen waren toegediend. De ene had geklaagd omdat hij aan zijn rolstoel werd gebonden om te voorkomen dat hij zou proberen te lopen met zijn wandelstok. De ander werd 's nachts aan zijn bed gebonden om te voorkomen dat hij zou op staan en mogelijk vallen wanneer hij naar het toilet ging, waardoor hij zijn ontlasting in zijn bed moest doen. Allebei waren zo lichamelijk gehandicapt dat ze geen enkel gevaar konden zijn voor een ander. Maar allebei durfden bitter te klagen dat zij mishandeld werden. In beide gevallen heeft het personeel van de verzorgingstehuizen gereageerd op deze klachten door te injecteren met Haldol - deze mannen geestelijk te handicappen, waardoor het onmogelijk voor hen werd om te klagen.
[Van de vertaler: in Nederland is het beeld niet anders. Onze eigen Ivan Wolffers, arts en hoogleraar, schrijft in het Nederlands: "Bij een onderzoek in een verpleeghuis in Breda bleek dat aan verzorgingsbehoeftige bewoners tweemaal zoveel antipsychotica worden voorgeschreven als aan bewoners van dat tehuis die geen verzorging nodig hebben. Ook dat onderzoeksresultaat laat ons zien dat antipsychotica voor een groot deel worden gegeven voor het gemak van het personeel. Is dat juist ten opzichte van de verzorgingsbehoeftige? Bij dat onderzoek bleek overigens ook dat het gebruik van antipsychotica in 1985 en 1986 gestegen was ten gevolge van de bezuinigingen en het daarmee samenhangende personeelstekort." (Wolffers, Ivan, "Medicijnen", Uitgeverij Contact, Amsterdam, 1997, p. 312)]
Onderzoeken die aanwijzen dat psychofarmaca helpen zijn van verdachte geloofwaardigheid vanwege de vooroordelen van deskundigen. Alle of bijna alle psychofarmaca zijn neurotoxisch, en om deze reden veroorzaken zij symptomen en problemen zoals droge mond, verstoorde visus, een licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, traagheid, moeilijkheid met denken, onregelmatigheden van de menses, urineretentie, hartkloppingen en andere gevolgen van neurologische dysfunctie. Psychiaters noemen dit bedrieglijk "bijverschijnselen," alhoewel ze de enige echte effecten zijn van de hedendaagse psychofarmaca. Neppillen (suikerpillen) veroorzaken deze problemen niet. Gezien deze symptomen (of hun afwezigheid) opvallen aan de psychiaters die z.g. dubbelblinde onderzoeken evalueren, zijn de onderzoeken niet echt dubbelblind, dus is het onmogelijk om echt onbevooroordeeld psychofarmaca te evalueren. Vanwege de vooroordelen van de deskundigen geven de uitkomsten van het onderzoek een vals beeld.
Ondanks diverse niet bevestigde theorieën en beweringen, weten psychiaters niet hoe de psychofarmaca die zij voorschrijven biologisch "werken." In de woorden van de hoogleraar psychiatrie van de Universiteit van Columbia, Dr. Jerold S. Maxmen, "Hoe psychofarmaca werken is niet duidelijk." (De New Psychiatrist, Mentor, 1985, p.143). De ervaring leert dat het effect van alle hedendaagse veel gebruikte psychofarmaca is om de hersenen te belemmeren in het algemeen. Geen van de hedendaagse psychofarmaca heeft de capaciteit specifiek van invloed te zijn (b.v. op depressie, angst of psychose) zoals gewoonlijk wordt beweerd.
Het gebruik van een psychofarmacum wordt vaak vergeleken met het gebruik van insuline bij diabetes. Alhoewel psychofarmaca continu gebruikt worden, zoals insuline, is het een absurde vergelijking. Diabetes is een ziekte met een bekende lichamelijke oorzaak. Een lichamelijke oorzaak is voor geen van de z.g. geestelijke ziekten ooit gevonden. De werking van insuline is bekend: Het is een hormoon die cellen laat glucose (suiker) in het dieet opnemen. Daarentegen, de werking van psychofarmaca is onbekend - alhoewel zelfs voorstanders van psychofarmaca met de critici postuleren dat ze de normale hersenfunctie tegenhouden door neuroreceptoren in de hersenen te blokkeren. Als deze theorie juist is, is er nóg een tegenstelling tussen insuline en psychofarmaca: Insuline herstelt een normale biologisch functie, nl. normale glucose (of suiker) metabolisme. Psychofarmaca verstoren een normale biologisch functie, nl. normale neuroreceptor functie. Insuline is een hormoon dat natuurlijk aanwezig is in het lichaam. Psychofarmaca zijn niet normaal gesproken aanwezig in het lichaam. Insuline verleent aan het lichaam van de diabeet een capaciteit die het niet zou hebben bij afwezigheid van insuline, nl. het vermogen om suiker uit het dieet normaal te metabolizeren. Psychofarmaca hebben een omgekeerd effect: Ze verwijderen (geestelijke) capaciteiten die de persoon zou hebben in de afwezigheid van de middelen. Insuline is van invloed op het lichaam liever dan de geest. Psychofarmaca belemmeren de hersenen en dus de geest, de geest zijnde de essentie van de ware zelf.
DE AUTEUR, Lawrence Stevens, is een advocaat die in zijn praktijk veel "patiënten" heeft gehad. Op zijn pamfletten gelden geen auteursrechten. U wordt uitgenodigd kopieën te maken en te verspreiden aan een ieder die u denkt er profijt bij te hebben.